maandag 25 oktober 2010

Max Euwe

Sinds afgelopen week staat het eerste Nederlandse televisiejournaal online. Op die historische donderdagavond van 5 januari 1956 was niet The State of Union van Eisenhower of de onderhandelingen tussen Nederland en Indonesië het openingsitem, maar de schaakmatch om het Nederlands kampioenschap tussen Hein Donner en Max Euwe.

Donner was in 1954 verrassend Nederlands kampioen geworden voor de voormalige wereldkampioen Euwe. Het reglement bepaalde dat het kampioenschap van 1955 uit een match tussen de oude en nieuwe kampioen moest bestaan. De match over tien partijen kwam pas rond de jaarwisseling tot stand. De 28-jarige Donner was nog niet helemaal op het toppunt van zijn kunnen, maar mocht toch minstens uitzien op een mooie internationale carrière. De 54-jarige Euwe leek een beetje op zijn retour. Ik kan me voorstellen dat de Nederlandse schaakgemeenschap gedacht moet hebben dat het wel eens spannend zou kunnen worden. Maar Euwe liet geen spaan heel van Donner.



Bij de opnames van het journaal had Euwe net de 7e partij gewonnen en de stand op 5½ - 1½ gebracht. Voor veel meer spektakel had de 6e partij gezorgd. Donner had op de 12e zet een ijzersterk openingsnieuwtje gelanceerd. Op de 15e zet had hij een klein positievoordeeltje kunnen krijgen, maar hij koos heel optimistisch voor een scherpere optie. Euwe offerde meteen een stuk en een paar zetten later een kwaliteit. Donner moet niet geweten hebben wat hem overkwam. Met een toren meer werd hij weggevaagd. In de Donner-biografie van Alexander Münninghoff uit 1994 wordt beschreven hoe Donner die avond uitriep: “Mijn God, kunt u mij zeggen waarom ik niet 17. Lxc6 gespeeld heb?” Münninghoff vervolgt: “Zelden zal de schaker zo oprecht bedroefd en eenzaam zijn geweest als Donner op die avond, waarop hij tenminste eenmaal had kunnen bewijzen Euwe ook in een onderling duel te kunnen verslaan.”

Dat is een beetje vreemd, want in de Euwe-biografie van Münninghoff uit 1976 staat een analyse van Euwe, waarin de grand maître over 17. Lxc6 alleen opmerkt dat dat “een andere ingewikkelde variant” is. Tegenwoordig kunnen we het oordeel met een gerust hart aan Fritz of Rybka overlaten: na Euwe’s briljante stukoffer, was er geen houden meer aan! Volgens Münninghoff leed Donner na deze traumatische partij aan een Euwe-syndroom. Euwe zei op zijn oude dag dat de onderlinge stand in de partijen met Donner gelijk was: Euwe won er zelf negen en Donner maakte er negen remise.

Opgave 345
 Naar aanleiding van het journaal heb ik de 6e matchpartij Donner-Euwe nog eens bestudeerd. In de analyse stuitte ik onder andere op deze stelling. Wit is aan zet. Opgave 345: Hoe wint zwart na 1. Dc4-e2? En hoe na 1. Kf1-g1? Alle partijen uit de Euwe-Donner match van 1956 vindt u hier. De 6e partij is uitgebreid geanalyseerd.

Opgave 344
Opgave 344 van vorige week was een makkie. Wit wint een stuk met 1. Dd2-h6 met dubbele aanval op g7 en h3.

 Deze rubriek verschijnt wekelijks op donderdag in Brabants Centrum. Op Schaaksite.nl wordt elke donderdag een link geplaatst naar het nieuwste stukje op dit blog. Alle informatie over de beoefening van de schaaksport in Boxtel vindt u op dubbelschaak.nl.

Geen opmerkingen: