vrijdag 26 november 2010

Toreneindspelen

“Ieder toreneindspel is remise”, willen spotlustige clubschakers wel eens verzuchten als ze er niet in slagen de stelling te beoordelen. Voor wie naar de waarheid zoekt, slaat dat nergens op. Sterker nog: het kleinste foutje kan in een toreneindspel het afgrondelijke verschil tussen winst, verlies of remise betekenen. De stellingen zijn echter zeer moeilijk te beoordelen. Veel spelers komen niet verder dan “Wit staat beter” of “Zwart heeft remisekansen”. En zelfs computers komen pas tot een helder oordeel als behalve de koningen nog vier stukken of minder op het bord staan.

Oppervlakkig gezien is het wonderlijk dat juist het eindspel zo verschrikkelijk moeilijk blijkt te zijn. Er staat immers bijna niets meer op het bord. Verrassend genoeg neemt in het schaakspel het aantal zetmogelijkheden nauwelijks af als er minder stukken overblijven. Vanuit de beginopstelling van een schaakpartij, dus met alles op het bord, kan wit 16 pionzetten en 4 paardzetten doen. Zet een koning en een enkele toren willekeurig op het bord en je kunt bijna altijd 14 torenzetten en 8 koningszetten doen. De verklaring is simpel: hoe minder stukken er over zijn, hoe minder ze elkaar in de weg lopen.

Bovendien heeft de schaker in het eindspel minder aanknopingspunten voor zijn denken. Als je tegenstander iets pakt, moet je terugslaan, niet van de spelregels, maar omdat je anders materiaal verliest. Dat geeft het spel op een vol bord een dwingend karakter. Het is actie en reactie, dreiging en parade. Dat helpt in de vooruitberekening. In het eindspel verloopt de strijd heel anders. Er zijn nauwelijks directe dreigingen. Soms heeft de ene partij ellenlange manoeuvres nodig om één veldje op te kunnen rukken. Daarom wordt in veel leerboeken geadviseerd om in schema’s te denken. De speler moet subdoelen formuleren en zo stukje bij beetje het grote plan realiseren: promotie van het laatste pionnetje en uiteindelijk mat. Andere leerboeken geven vuistregels. “Zet de toren achter de vrijpion”, is er zo één. “Blijf actief spelen!” “Centraliseer de koning!” En zelfs voor wie dat allemaal snapt, passeren er nog allerlei momenten …

In de competitiewedstrijd tegen D4 uit Oosterhout moest ik een heel interessant toreneindspel verdedigen. Het lukte en daar ben ik trots op, maar achteraf zijn er met behulp van de computer toch heel wat fouten aan te wijzen. Dat is niet erg. Zelfs wereldkampioenen kleunen regelmatig gruwelijk mis in toreneindspelen. Wie de kunst wil afkijken: hier staat een (aanzetje tot) uitgebreide analyse het betreffende eindspel. Daarin vindt u ook de stelling van opgave 350. Zwart aan zet houdt remise. Er is maar één juiste zet en daar hoort ook nog een uitgebreid plan bij.

Opgave 349 vroeg de witte winst aan te tonen na 1. … Pg5-e4? Dat is vrij simpel; hij speelt 2. h6-h7. De pion is onkwetsbaar wegens Tc7+ en op 2. … c3-c2 komt 3. Tc8xc2. De zwartspeler was niemand minder dan de nummer één op de wereldranglijst Magnus Carlsen. Moeilijk hè, die eindspelen.

Deze rubriek verschijnt wekelijks op donderdag in Brabants Centrum. Op Schaaksite.nl wordt elke donderdag een link geplaatst naar het nieuwste stukje op dit blog. Alle informatie over de beoefening van de schaaksport in Boxtel vindt u op dubbelschaak.nl.

Jon van Kuijk †

4 mei 1952 - 18 november 2010

Uitgesproken bij Jons begrafenis op woensdag 24 november

Dat was schrikken afgelopen donderdag. Saskia belde. Slecht nieuws, waar je stil van wordt. Als voorzitter van de schaakclub heb ik de rest van het bestuur ingelicht en de captain van het team waarin Jon afgelopen zaterdag zou spelen. We hebben snel besloten dat we die match maar beter konden annuleren.

Jon heeft zich kort na de oprichting van Schaakvereniging De Waltoren, die later is opgegaan in Dubbelschaak, aangemeld als lid. Ik zie hem nog binnenkomen. Hij had in die tijd een grote bos donkere krullen. Bijna veertig jaar was hij onze vereniging trouw. Het trouwste lid van allemaal. Ik kende hem goed. Niet alleen van de schaakclub, maar ook van allerlei feestjes en partijen bij gezamenlijke vrienden en van de vele keren dat hij bij Pieternel en mij het schilderwerk verzorgde. Soms leidde dat zelfs tot gezamenlijke uitstapjes. Jon was prettig gezelschap.

Op het condoleanceregister dat de schaakvereniging heeft geopend, halen de leden hun herinneringen op. Jon was een zeer gewaardeerd lid. Sommigen weten nog hoe hij jarenlang functioneerde als penningmeester. We praten over lang geleden, toen er nog contant betaald werd en het cashgeld en de bonnetjes in sigarendozen werden bewaard. Jon was uiterst precies en geen kascontrolecommissie kon hem ooit op een onnauwkeurigheid betrappen. We mochten zelfs per maand de contributie betalen. Het ging altijd goed.

Anderen herinneren hem vooral aan het bord. Als teamgenoot of als tegenstander. Jon was moeilijk te verslaan. Een taaie speler wordt hij genoemd. Zijn schaakstijl was even secuur als zijn schilderwerk. Haastwerk was hem vreemd. Nu moet u weten dat in het competitieschaak wordt gespeeld met beperkte bedenktijd. Voor veertig zetten hebben beide spelers ieder meestal twee uur. En dan nog een uur voor de rest van de zetten. In totaal duurt zo’n partij maximaal zes uur. Dat moge u wellicht behoorlijk lang lijken, ervaren spelers weten wel beter. En voor Jon was het vaak te weinig. Hij kon blijven dubben, blijven twijfelen over de juiste aanpak, de beste positie voor zijn stukken. En hij wilde vooral degelijk spelen, zonder risico, zonder onoverzichtelijke verwikkelingen. Dat kostte hem vaak zo veel tijd dat hem na een zet of twintig nog slechts luttele minuten overbleven. Soms wist hij dan ineens bliksemsnel een hele reeks zetten te produceren. Tegenstanders die al dachten aan het welverdiende biertje omdat Jon in opperste tijdnood de partij beslist zou verliezen, kwamen dan bedrogen uit. Aan zijn glinsteroogjes kon je zien hoe hij genoot als hij het op die manier toch weer had geflikt. Mr. Tijdnood was zijn bijnaam op de club, voor Jon was het een eretitel. En vergis u niet. Jon was heel bescheiden, maar in zijn beste jaren was hij echt sterk. Zo had hij in het seizoen 1984-1985 een uitstekende score in het eerste team van De Waltoren dat toen kampioen in de eerste klasse van de Noord-Brabantse Schaakbond werd.

Het kampioensteam van 1985. Achterste rij van links naar rechts: Edwin Verlangen, Jos Nijman, Hans Heijstek, Herman Snelder, Geert Dirks, Tom van Stiphout. Voorste rij: Marco Plantema, Hein van Zoest, Jan Marcelis, Jon van Kuijk.

Natuurlijk kwam het ook regelmatig voor dat het helemaal mis ging met Jons tijdnoodperikelen. Dan was hij zo verdiept in zijn spel dat hij het niet eens door had. “Hé Jon, let eens op je tijd”, fluisterde een teamgenoot hem dan wel eens toe. Dat mag niet, maar in de schaaksport kan het, want iedereen ziet het aankomen. Dat ook in het echte leven zijn tijd zo plotseling op was, kon niemand voorzien. Wij dachten allemaal dat zijn moeilijkste jaren voorbij waren, dat zijn gezondheid weer op orde was, en dat hij onze club nog vele jaren zou bezoeken. Jammer. Ineens moeten we het, net als zijn familie en vrienden, alleen met de herinneringen doen. Namens Schaakvereniging Dubbelschaak wens ik u veel sterkte.

Huub van Dongen
interim-voorzitter Dubbelschaak '97

Dubbelschaak wint in Oosterhout van D4

Wegens het plotselinge overlijden van het trouwe Dubbelschaak-lid Jon van Kuijk vorige week donderdag werd de wedstrijd van Dubbelschaak-3 geannuleerd. De overige teams speelden wel, maar de Dubbelschakers maakten begrijpelijkerwijs een weinig geïnspireerde indruk.

Het eerste team moest het in Oosterhout opnemen tegen D4, een gerenommeerde club, die Dubbelschaak twee jaar geleden nog hardhandig had verslagen met een gesponsord team van Nederlandse en Belgische jeugdtalenten. Dit keer bleken er echter vooral ouwe glories opgesteld te zijn en op rating was Dubbelschaak duidelijk favoriet.

Aanvankelijk leek de wedstrijd zeer voorspoedig te verlopen. Via keurige overwinning van Guido Jansen aan bord 1 en Rob van Meurs op bord 6 kwam Dubbelschaak al even na vier uur op een 2-0 voorsprong. Jansen had op voortreffelijke wijze de superieure kracht van het loperpaar gedemonstreerd. Van Meurs weerlegde hardhandig een wat al te opportunistisch stukoffer van zijn tegenstander.

Ommekeer in de wedstrijd

Ook op de andere borden had de Boxtelse formatie weinig te klagen, maar plotseling ging het op het ene na het andere bord vreselijk mis. Michiel Luijpen dacht eenvoudig een pion te winnen, maar miste dat zijn tegenstander via een kwaliteitsoffer een loper kon insluiten. De zeer tweesnijdende stelling die overbleef, gaf nauwelijks kansen meer op voordeel, zodat hij snel in remise berustte. Wil van Lankveld werd in een prachtstelling verrast door een schijnoffer. Ook hij reageerde niet optimaal al kwam de remise nergens serieus in gevaar. Ook Hans Heijstek had ogenschijnlijk het betere van het spel, maar zijn langdurige manoeuvres haalden niets uit: hij kwam er niet door.

Nu zouden al die remises niet erg zijn geweest, als Huub van Dongen, Martien van der Meijden en Peter Boll aan de borden 2 tot en met 4 wat beter hadden opgelet. Van Dongen was in een wat betere stelling op zoek gegaan naar complicaties, maar had helemaal gemist dat zijn tegenstander alle dreigingen kon afwimpelen. Er bleef een toreneindspel over met een pion minder dat door vrijwel iedereen als verloren werd beoordeeld. Van der Meijden had intussen met een kwaliteitsoffer zijn eigen stelling vernield en dreigde ook te verliezen. Tot overmaat van ramp gaf Peter Boll in een stelling met een gezonde pluspion een stuk weg.

Narrow escape

Gelukkig hielden de Dubbelschakers nog wel stellingen over die verder gespeeld konden worden. Boll wist uiteindelijk niet stand te houden, maar Van der Meijden bracht de stelling weer in evenwicht en zou het waarschijnlijk wel gaan houden. Hij kreeg zelfs nog even zicht op de winst, maar met dertien seconden bedenktijd voor de rest van de partij , moest hij toelaten dat er ineens helemaal niets meer op het bord achterbleef behalve twee koningen en ieder een paard. Matchwinnaar werd uiteindelijk Huub van Dongen. Na uren keepen, waarin hij talloze keren de enige verdediging moest vinden, werd het eindspel even na zeven uur remise gegeven. Een aanzet voor een analyse van het eindspel vindt u hier.

Dubbelschaak mag met de 4 ½ - 3 ½ overwinning dik tevreden zijn, maar er had veel meer ingezeten. Dubbelschaak-2 bleek ondertussen met dezelfde cijfers van EVS-1 uit Valkenswaard te hebben verloren. Ook hier vielen maar liefst vijf remises. De enige Boxtelse winstpartij kwam op naam van Niels Heijstek.

Tussenstand en individuele uitslagen van Dubbelschaak-1 vindt u hier.
Alle uitslagen van Dubbelschaak-2 en -3 staan op de nbsb-site.

donderdag 18 november 2010

WK snelschaken

Aansluitend op het Mikhail Tal Herdenkingstoernooi wordt deze week in Moskou het wereldkampioenschap snelschaken gehouden. Een passend eerbetoon, want Tal hoort tot de allergrootste snelschakers uit de schaakgeschiedenis. Sterker nog: snelschaken was zijn lust en zijn leven.

Is bij de reguliere schaaksport het motto “eerst denken dan doen”, bij snelschaken kan niemand zich dat permitteren. In Moskou wordt gespeeld met een bedenktijd van drie munten per persoon per partij plus twee seconden per zet. Het is de kijksport aller kijksporten en het is dan ook te hopen dat er een sportzender is die enkele beelden wil uitzenden. Op internet zijn de zetten live te volgen, maar als dit stukje in de krant verschijnt, is het toernooi al over. Bovendien: juist bij snelschaken moet je de spelers zien. Maar al te vaak eindigt de partij in gooi- en smijtwerk, waarbij de stukken over het bord rollen en de digitale borden van slag raken.

Het WK-snelschaken is waanzinnig sterk bezet. Twintig deelnemers die in drie dagen een dubbelrondige competitie spelen, stuk voor stuk topgrootmeesters. De grote favoriet is Magnus Carlsen. Hij is begonnen met vier uit vier we mogen gerust rekenen op een monsterscore.

Het officiële wereldkampioenschap Blitz, zoals de sport internationaal wordt genoemd, bestaat nog niet zo lang. Het werd voor het eerst gehouden in Brussel in 1987 en toen won Gary Kasparov. Een jaar later ging de titel naar de 51-jarige Mikhail Tal, die zijn beste jaren al ver achter zich had, voor onder andere Kasparov en Karpov. Toen Tal in 1992 terminaal ziek in een Moskous ziekenhuis lag, hoorde hij dat er vlakbij een groot snelschaaktoernooi werd gespeeld. Hij wilde per se meedoen. Tal werd derde, waarbij hij als enige toernooiwinnaar Kasparov wist te verslaan. Een paar dagen later was hij dood.



Toch zou het WK-snelschaken nog beter een Fischer Herdenkingstoernooi kunnen zijn. Na de legendarische schaakmatch tussen de USSR en de rest van de wereld in Belgrado werd in 1970 in Herceg Novi een officieus wereldkampioenschap gehouden met potjes van vijf minuten bedenktijd. In een veld vol wereldkampioenen scoorde Fischer maar liefst 19 uit 22. Tal werd tweede, maar had wel vier en een half punt achterstand. Voor Carlsen zit zo’n score er in Moskou niet in. Terwijl ik dit schrijf, heeft hij in de 5e ronde door een blunder van de Fransman Maxime Vachier-Lagrave verloren en in de 6e ronde van Boris Gelfand.

 Tegen Vachier-Lagrave speelde Carlsen in bovenstaande stelling 67. … Pg5-e4. Opgave 349: hoe wint wit dan? Let op: je hebt nog maar twee seconden per zet bedenktijd!

In de stelling van opgave 349 beantwoordde Tal in zijn laatste officiële toernooipartij tegen Akopian in Barcelona 1992 1. … Tg7xg7 met 2. Dd6-e5+ Tg5-g7 ( 2. … Kg8 3. exf7+ loopt zelfs mat) 3. Td4-d8+ met damewinst.

Deze rubriek verschijnt wekelijks op donderdag in Brabants Centrum. Op Schaaksite.nl wordt elke donderdag een link geplaatst naar het nieuwste stukje op dit blog. Alle informatie over de beoefening van de schaaksport in Boxtel vindt u op dubbelschaak.nl.

donderdag 11 november 2010

Matten 8 over Mikhail Tal

Meer dan de helft van het nieuwe nummer van het literaire schaaktijdschrift Matten 8 is gewijd aan Mikhail Tal, de tovenaar van Riga, die vijftig jaar geleden wereldkampioen werd. In een persoonlijk essay vertelt Genna Sosonko zijn herinneringen. Sosonko hield van Tal en hij heeft er een prachtig verhaal van gemaakt vol passende citaten uit de Russische literatuur. Boeiend, vol bizarre anekdotes, maar tegelijkertijd ook verschrikkelijk.

De jonge Tal
Michael Tal werd in 1960 op 23-jarige leeftijd wereldkampioen. De eer was hem maar korte tijd gegund want Botwinnik won de revanchematch in 1961 dik, maar de partijen van Tal waren zo oogverblindend, zo ideeënrijk, zo vol wilde complicaties, dat hij voor altijd het idool bleef van de hele schaakwereld.

Van Joseph Henry Blackburne, een schaakgenie uit de 19e eeuw, beweren de schaakgeschiedschrijvers dat hij tijdens een simultaan vaak meer glazen whisky buit maakte dan pionnen. Over de nog briljantere Alexander Aljechin schreven de Nederlandse kranten in 1935 dat hij zijn WK-match met Max Euwe verloor door zijn drankgebruik. Over Tal waren wel wat hilarische anekdotes bekend, maar dat het zo erg was als Sosonko beschrijft, las ik nergens. Tal had een broze gezondheid. Dat was altijd de officiële lezing. Desondanks bleef hij een fantastische speler die zijn hele korte leven aan de top bleef. Maar met Sosonko’s publicatie moet die opvatting worden herzien.

In 1992 schreef Sosonko na het overlijden van Tal (1936-1992) in een necrologie in New in Chess: “During supper and often for a long time afterwards we drank. (…) And just to avoid any misunderstanding: this was none of your sipping through a straw business”, waarna hij vervolgt met enkele drankverhalen. Maar daar gaat het over een episode uit Tals veel te korte leven en de voorbeelden waren niet erg schokkend. Het verhaal in Matten 8, een sterk uitgebreide versie van het in memoriam, maakt duidelijk dat het allemaal veel erger is geweest. Nadat Tal wereldkampioen werd, heeft hij tot zijn dood nauwelijks iets anders gedaan dan hoeren en snoeren. Bovendien kampte hij met een morfineverslaving en rookte hij minstens drie pakjes sigaretten per dag. In 1961 zei Tals moeder al dat hij de titel nooit zou hebben verloren als hij tijdig in de gevangenis was opgesloten. Botwinnik won in 1961 van een junk. Tal bleef zijn leven lang avond aan avond slempen en brassen. In zijn partijen moest hij naar eigen zeggen vaak opzij ademen om zijn tegenstanders niet met zijn kegel te benevelen. Tal blijkt een held om je voor dood te schamen. Maar nog erger is, dat de schaakjournalistiek daar vijftig jaar over zweeg.

Opgave 348
 Opgave 348 komt uit de laatste toernooipartij van Tal. Hij speelde met wit tegen de jonge veelbelovende grootmeester Vladimir Akopian. “Op jouw leeftijd was ik al ex-wereldkampioen”, placht Tal bij dat soort gelegenheden te zeggen. Misschien nam Akopian de levende legende niet meer helemaal serieus. In elk geval speelde hij in deze stelling 35. … Tg7xg5. Hoe won Tal?

Opgave 347
Opgave 347 van vorige week vroeg om de slechtste zet van wit. Euwe speelde hier in een simultaanpartij 1. d4xe5??. Er volgde 1. … Lf8-c5+. Wit gaat mat.

Deze rubriek verschijnt wekelijks op donderdag in Brabants Centrum. Op Schaaksite.nl wordt elke donderdag een link geplaatst naar het nieuwste stukje op dit blog. Alle informatie over de beoefening van de schaaksport in Boxtel vindt u op dubbelschaak.nl.

donderdag 4 november 2010

Harry Mulisch †

Harry Mulisch, die afgelopen zaterdag op 83-jarige leeftijd overleed, was ongetwijfeld één van de grootste schrijvers uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Veel minder bekend is zijn enorme invloed op het Nederlandse schaakleven. Sterker nog: zijn vriendschap met schaakgrootmeester Hein Donner had zowel voor de literatuur als voor het schaakspel grote gevolgen.

Mulisch en Donner kenden elkaar oppervlakkig toen ze daags na Donners overwinning in het Hoogovenschaaktoernooi van 1958 met elkaar in gesprek raakten in het Amsterdamse Hotel American. Het was een soort liefde op het eerste gezicht, maar dan tussen twee heteromannen. Zijn vriendschap met Donner inspireerde Mulisch jaren later tot een monumentaal werk, De Ontdekking van de Hemel (1992), dat in 2007 via een internetstemming uitgeroepen werd tot de beste Nederlandstalige roman aller tijden. Hoofdpersoon Onno Quist is in alle opzichten gemodelleerd naar Donner, alleen is hij geen schaker, maar filoloog. In de verfilming speelt Stephen Fry de hoofdrol, een zuivere Donner-dubbelganger. Quist vormt een twee-eiige eenling met Max Delius, het alter ego van Mulisch. Ze zouden beiden verwekt zijn op 27 februari 1933, de dag van de brand in de Rijksdag in Berlijn. In werkelijkheid waren Donner (Den Haag 6 juli 1927 - Amsterdam 27 november 1988) en Mulisch (Haarlem 27 juli 1927 – Amsterdam 30 oktober 2010) een paar jaar ouder. Die gelijktijdige verwekking zou kunnen, want volgens Mulisch is zijn aartsvriend drie weken te vroeg is geboren.

De vriendschap tussen Mulisch en Donner is na het verschijnen van Mulisch magnum opus uitgegroeid tot een thema in de Nederlandse literatuur. Connie Palmen beschrijft de heren in haar sleutelroman Lucifer (2007) als Aaron Keller en Otto Griffioen. Ze komen er niet goed af en worden weggezet als de Laurel & Hardy van de Amsterdamse kunstenaarskringen in de jaren zestig. Hans Ree beschreef het illustere duo herhaaldelijk als Heer Vos en Heer Beer. Mulisch en Donner waren niet erg geliefd en dat is geen wonder: volgens Donner-biograaf Alexander Münninghoff moeten de twee slimste jongetjes van de klas begin jaren zestig avond aan avond de Amsterdamse kunstenaarssociëteit De Kring met hun betweterigheid hebben geterroriseerd.

Anders dan de literatuur heeft de schaaksport van de vriendschap vooral de negatieve gevolgen mogen plukken. Donner raakte zo gefascineerd door Mulisch dat hij zijn tijd liever besteedde aan het schrijven van zwaarwichtige verhandelingen over zijn boeken: Mulisch, naar ik veronderstel (1971), Jacht op de inktvis (1975), Van Mulisch' Oude Lucht (1979). Zoals Onno Quist zich in Mulisch boek op de klassieken stortte, stopte Donner al zijn energie in de analyse van de werken van Mulisch. Dat Donners schaakresultaten daar zwaar onder leden wordt meer dan waarschijnlijk gemaakt in Hein Donner van Alexander Münninghoff. Het sterkste voorbeeld: Donners spel in het tweede toernooi om de Piatigorsky Cup in Santa Monica, een dubbelrondige tienkamp met de absolute wereldtop. Het toernooi begon op 17 juli 1966. Münninghoff beschrijft een aantekening van Donner, gedateerd op 18 juli. Donner, die in de eerste ronde met wit tegen Wolfgang Unzicker groot voordeel in remise had zien verzanden, schrijft dat hij gebrek aan talent heeft en dringend een verhandeling over Mulisch moet schrijven. Toch gaat het in de eerste elf ronden van het toernooi nog prima. Donner staat gedeeld derde met Fischer, Portisch, Reshevsky en Najdorf, achter Larsen en Spassky, maar nog boven wereldkampioen Petrosian. En dan gaat het helemaal mis. Donner is er met zijn hoofd niet bij, scoort nog maar een ½ uit 7 en eindigt onderaan. Maar met zijn essay over Mulisch is hij flink opgeschoten.

Mulisch heeft in interviews herhaaldelijk beweerd dat hij nooit van spelletjes heeft gehouden. Dat moet hij op latere leeftijd aan zijn zorgvuldig gekoesterde reputatie hebben toegevoegd, want nog voor Mulisch’ vriendschap met Donner schaakte hij wel eens met Godfried Bomans en Anton Heyboer, althans dat staat in Bomans’ gepubliceerde dagboekfragmenten. Soms speelden ze zelfs biljart. Nog frappanter: volgens Münninghoff heeft Donner op De Kring van Mulisch leren bridgen. En in het literaire schaaktijdschrift Matten 4 erkent Mulisch in een gesprek met Jan Kal dat hij wel eens tegen Donner schaakte: “Dan gaf hij een koningin voor en vroeg: ‘Waar wil je matgezet worden?’” Bij datzelfde interview staat een foto van Mulisch, terwijl hij deelneemt aan een schaaksimultaan van Prof. Dr. Max Euwe.

Hoe serieus Mulisch het schaakspel en zijn vriendschap met Donner nam, blijkt ook uit een passage (p. 76-77) uit Het theater, de brief en de waarheid (2000), waarin de (vrouwelijke) ik-figuur schrijft:

“Ik ben acht jaar getrouwd geweest met een schaakmeester, die mij een paar keer heeft verteld (alsof één keer niet genoeg was) dat hij soms drie kwartier aarzelde over een zet, alle varianten doordacht, - maar als hij dan zeker was van zijn zaak en het betreffende stuk aanraakte, waarmee hij dus verplicht moest zetten, wist hij dat het verkeerd was en dat hij de partij zou verliezen. (…) Misschien is dat de reden waarom hij nooit grootmeester is geworden en aan de drank is geraakt.”

In het jaar na zijn kennismaking met Mulisch werd Donner wel degelijk tot Internationaal Grootmeester benoemd. Aan de drank was hij altijd al, maar mede door zijn fascinatie met Mulisch werd hij nooit een wereldtopper. Mulisch, ondanks Donner, wel. Hij won alle literaire prijzen die je maar kunt bedenken, op de Nobelprijs na. En indirect heeft zijn vriendschap met Donner hem misschien wel die enige echt hoofdprijs gekost. Donner speelde van 1965 tot 1973 zeven keer mee met het Capablanca Herdenkingstoernooi in Havanna. Hij stak zijn sympathie voor Fidel Castro niet onder stoelen of banken. In 1967 gingen ze samen, Mulisch en Donner. Korte tijd later publiceerde Mulisch een heuse ode aan de Cubaanse revolutie, Het Woord bij de Daad (1968). Daarna reisde hij op uitnodiging van de revolutionaire regering nog twee keer naar Cuba. Het siert Mulisch dat hij nooit op zijn loftuitingen is teruggekomen, al erkende hij natuurlijk de fouten van het regime. Maar net zoals Onno Quist in De Ontdekking van de Hemel geen minister kon worden door zijn bezoek aan Cuba, kwam Mulisch nooit in aanmerking voor de Nobelprijs voor literaratuur. Het Nobelprijscomité houdt niet zo van communistische sympathieën.

Opgave 347
 
Opgave 347 is de stelling waarin Euwe in een simultaan aan zet is op de genoemde foto uit Matten 4. De foto was helaas niet voor publicatie beschikbaar, dus we doen het maar met dit diagram. De fotograaf drukt af op het moment dat Euwe (tegen de beroemde concertviolist Theo Olof) de allergrootste blunder maakt uit zijn carrière. Mulisch kijkt twee borden verder ironisch glimlachend toe. Dat kan geen toeval zijn. Vraag aan de lezer: wat is de slechtste zet die wit in deze stelling kan spelen?

Opgave 346
 
Opgave 346 laat een stelling zien waarin wit capituleerde, maar een geforceerd mat tot zijn beschikking had met 1. Lb3xf7+ Kg8xf7 2. Th1-f2+ Kf7-g8 3. Tf1-f8+ Te8xf8 4. De5-g7 mat.

Deze rubriek verschijnt wekelijks op donderdag in Brabants Centrum. Op Schaaksite.nl wordt elke donderdag een link geplaatst naar het nieuwste stukje op dit blog. Alle informatie over de beoefening van de schaaksport in Boxtel vindt u op dubbelschaak.nl.