donderdag 1 november 2007

Een andere manier van denken

Afgelopen dinsdag gaf Viktor Kortsjnoj een lezing in Grand Café Rembrandt op de clubavond van Dubbelschaak. Wat vooral opviel was zijn volstrekt originele manier van denken. Niet alleen op het schaakbord, maar ook over allerlei bijkomende zaken.

Volgens Kortsjnoj zijn er allerlei verschijnselen in de wereld die nog niet door de wetenschap zijn erkend. Zo werd in de WK-match in 1978 in Baguio City tussen Karpov en Kortsjnoj door de Karpov-delegatie een parapsycholoog ingezet Weliswaar geloofde Kortsjnoj niet in parapsychologie, maar hij huurde zelf voor de zekerheid toch maar twee yogi’s om de geheime krachten te neutraliseren. Tijdens één van de partijen kwam Kortsjnoj totaal verloren te staan. Eén van de yogi’s vroeg aan Kortsjnoj’s secondant Stean hoe het er voor stond. Stean was pessimistisch, maar de yogi, die niets van schaken begreep, beweerde dat de partij remise zou worden en concentreerde zich met hernieuwde inspanning. Karpov begon te knoeien en bood even later remise aan. “Een duidelijk geval van reïncarnatie”, aldus Kortsjnoj. Bij de match in Merano drie jaar later, brachten de Russen 47 parapsychologen mee.

In 1985 werd Kortsjnoj gebeld met de vraag tegen welke overleden grootmeesters hij graag had willen spelen. Hij noemde Keres, Capablanca en Maróczy. “Keres en Capablanca konden ze niet vinden” zegt Kortsjnoj, "maar de Hongaarse legende Maróczy wel". Via een medium dat noch Hongaars sprak, noch iets van schaken wist, kreeg Kortsjnoj de zetten door, inclusief in het Hongaars door Maróczy aan het medium gedicteerde boodschappen. Kortsjnoj was diep onder de indruk, wat hem er overigens niet van weerhield de partij te winnen.

Hoe serieus Kortsjnoj over dit soort zaken is, wordt niet duidelijk. Bijna al zijn verhalen beginnen serieus, soms vlammen zijn ogen alsof hij geen tegenspraak duldt. Maar bijna ieder verhaal eindigt met een schaterlach en een klap op de tafel. En hij krijgt echte pretoogjes als hij vertelt hoe lang hij heeft moeten nadenken over Karpov en dat hij uiteindelijk, hoewel hij nog steeds niets van hem begrijpt, een menselijke eigenschap bij hem heeft ontdekt. Een maîtresse uit België. En dat is streng verboden onder communisten!


Om Dubbelschaak te eren eindigde Kortsjnoj de lezing met opgave 195. Zwart speelt en wint.


Opgave 194 komt uit de slechtste partij die Kortsjnoj en Karpov ooit speelden. Kortsjnoj slaat meteen toe met 1. Pg5xh7! Zwart kan niet nemen wegens 1. ... Kxh7 2. Dh6+ Kg8 3. Dxg6+ Kh8 4. Dh5+ Kg8 5. Le4 en er volgt snel mat.
Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Als u zelf geen blogger bent, kunt u gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' , maar zet er dan wel even je naam bij anders komt je reactie niet op het web.

Opmerkelijke uitspraken Viktor Kortsjnoj

Was zijn vlucht aanleiding tot de perestrojka?

Om het tienjarige bestaan luister bij te zetten, wist schaakvereniging Dubbelschaak niemand minder dan Viktor Kortsjnoj te strikken voor een lezing in Grand Café Rembrandt. Kortsjnoj is een levende schaaklegende. De inmiddels 76-jarige grootmeester heeft een onvoorstelbaar succesvolle carrière achter de rug. Hij won een kleine honderd toptoernooien en speelde van begin jaren zestig tot ver in de jaren negentig een prominente rol in de strijd om het wereldkampioenschap. Vooral zijn drie WK-matches tegen Anatoli Karpov, in 1974, 1978 en 1981 staan bij veel schaakliefhebbers in het geheugen gegrift. Maar de levensgeschiedenis van Kortsjnoj buiten het schaakbord is eveneens opmerkelijk te noemen. Voor Brabants Centrum aanleiding genoeg om hem te interviewen. We ontmoeten hem in Hotel Bosrand in Oisterwijk, waar hij ook herhaaldelijk verbleef tijdens de fameuze Interpolistoernooien in Tilburg.

“Als kind heb ik het beleg van Leningrad meegemaakt. De stad lag 900 dagen in de frontlinie en was door de Duitse troepen geheel omsingeld. Mijn vader was een verstandige man. Hij had het drama voorzien en me ondergebracht in een dorp tweehonderd kilometer verderop. Maar mijn vader en moeder waren gescheiden en mijn moeder haalde me vlak voor de ellende begon terug naar Leningrad. Laten we maar zeggen dat ik het heb overleefd dankzij de voedselbonnen die ik erfde van overleden familieleden.”

Meer wil Kortsjnoj er niet over kwijt. Kort na de oorlog beginnen zijn schaaksuccessen.

“Ik was geen wonderkind en heb alles met hard werken moeten bereiken. Alles lukte pas bij de tweede poging of later. Zo slaagde ik er niet in om in 1946 jeugdkampioen van de Sovjetunie te worden. Dat lukte pas in 1947. In 1952 plaatste ik me voor het algemene Sovjetkampioenschap. Daar heb ik zelfs acht pogingen voor nodig gehad voordat ik het in 1960 eindelijk won.”

Ook om het wereldkampioenschap strijdt Kortsjnoj in het voorste gelid. Maar zijn tijd is nog niet gekomen. Hij sneuvelt steeds tegen zijn grote concurrent en aartsvijand Tigran Petrosian. In 1972 wordt Fischer wereldkampioen. Hij verslaat in de finale Petrosian met 6½ - 2½ en wint uiteindelijk met 12½ - 8½ de WK-match van Spassky. In de Sovjetunie worden alle zeilen bijgezet om het wereldkampioenschap zo snel mogelijk te heroveren. Dé grote troef is de jonge Anatoli Karpov. Maar ook Kortsjnoj staat op het toppunt van zijn kunnen.

“Toen ik in 1974 de finale van het kandidatentoernooi speelde (tegen Karpov red.), was ik al 43. Ik wist dat ik van hem kom winnen. Maar ik kon nauwelijks een trainer vinden of een collega-grootmeester om me te helpen in de voorbereiding. Iedereen werd ingezet om Karpov te prepareren. Ik werd alleen tegengewerkt. Dat was op hoog niveau door de Sovjetautoriteiten besloten.”

Kortsjnoj verliest nipt en laat zich in de pers behoorlijk laatdunkend uit over de kansen van Karpov tegen Fischer. Dat komt hem op nog meer tegenwerking te staan. En als Fischer weigert te spelen en Karpov wereldkampioen wordt, heeft Kortsjnoj er in de schaakwereld naast Petrosian een nog machtigere vijand bij.


“Ik mocht nauwelijks meer meedoen. Toernooiuitnodigingen uit het westen werden bijna allemaal door de partijtop afgewezen. Mijn carrière raakte in het slop. Toen ik in 1976 samen met Tony Miles het IBM-toernooi in Amsterdam won, vroeg ik hem bij het slotdiner hoe je “political asylum” moest schrijven. Daarna ben ik ondergedoken bij vrienden. De volgende dag moest ik op de Russische ambassade een schaaksimultaan geven. In plaats daarvan ben ik naar het hoofdbureau van politie gegaan en heb politiek asiel aangevraagd.”

Kortsjnoj zit wekenlang ondergedoken in Nederland. Volgens zijn zeggen was de situatie echt gevaarlijk. De Russen wilden hem terughalen en zouden beslist niet voor geweld terugdeinzen.

“Ik ben geen politicus, maar wilde mijn carrière voortzetten. Dat was door de machinaties van de partij in de Sovjetunie onmogelijk. Ik stelde mijn verzoek om asiel op een zeer harde toon op maar heb me laten ompraten door mevrouw Ineke Bakker (de toenmalige Secretaris van de Wereldschaakbond HvD), dezelfde naam als de leider van de Nederlandse Communistische partij. Geen familie, maar ze had ook communistische sympathieën. ‘Waarom zo hard, Viktor’, zie ze. ‘Dat kan helemaal verkeerd worden opgevat.’ Ik maakte een grote fout door in te binden. Ik kreeg geen A-status als vluchteling, alleen een ‘verblijfsvergunning’.”

Het laatste woord spreekt Kortsjnoj met een vies gezicht in het Nederlands uit. Korte tijd later vertrekt hij naar Zwitserland waar hij wel de vluchtingenstatus krijgt en uiteindelijk de Zwitserse nationaliteit. Op het schaakbord viert hij het ene succes na het andere.

“Sommige mensen beweren dat mijn vlucht de aanleiding is geweest voor de perestrojka. Er waren al zo’n 140.000 andere sovjetburgers gevlucht. Kunstenaars als Diagilev, Rostropovitsj, Solsjenitsin. Die waren gemakkelijk dood te zwijgen in de Russische pers. Ze bestonden niet meer. Waren in het verderfelijke westen ten onder gegaan. Maar bij mij lag dat anders. FIDE-president Dr. Max Euwe heeft gevochten als een leeuw om me mijn rechten in de strijd om het wereldkampioenschap te laten behouden. En toen moest ik weer tegen de Sovjets aantreden. Eerst lieten ze m’n naam nog weg in de kranten en spraken ze over ‘de uitdager’. Maar naarmate ik verder kwam, moesten ze me wel noemen. Zo kon iedereen zien dat het goed met me ging, dat ik opbloeide. Dat was belangrijk voor alle intellectuelen in de Sovjetunie. Ook zij begonnen naar de vrijheid te verlangen en uiteindelijk móest Gorbatsjov wel toegeven. Hij heeft me zelfs gevraagd terug te keren naar Rusland en m’n staatsburgerschap weer te aanvaarden. Maar toen was ik al Zwitser. De Sovjetunie bestaat niet meer en dat is maar goed ook. Ik hoop dat ik eraan heb bijgedragen.”