donderdag 26 april 2007

Sportaccommodatie

Door Huub van Dongen

Toen het nieuwe Philips-stadion in Eindhoven werd geopend, heb ik er een keer een rondleiding mogen meemaken. Ik weet nog dat ik gechoqueerd was door de kleedlokalen. De thuisclub kon er letterlijk in weelde baden. De kleedkamer voor de gasten was even Spartaans als zaalvoetballers indertijd in sporthal De Haagakker gewend waren. Wat was ik blij dat in mijn sport niet zo proleterig met de tegenstanders werd omgesprongen.

Helaas heeft de verloedering inmiddels ook in de schaaksport toegeslagen. Afgelopen weekend speelde Dubbelschaak een competitiewedstrijd in Gorinchem. Er werd gespeeld in een rommelhok dat ooit een serre geweest moet zijn achter een café. Tussen café en speelzaal was een glazen tussenwandje. In de serre was de rommel min of meer aan de kant geschoven zodat er net genoeg tafels en stoelen voor de wedstrijd geplaatst konden worden. Niet alle tafels en stoelen waren even hoog. Over de tafels waren veel te grote lappen veloursachtige stof gedrapeerd die het moeilijk maakten de benen onder de tafel te steken. Bovendien is het lokaal zo krap dat je niet kunt opstaan of lopen zonder andere spelers aan te raken. Tot overmaat van ramp was het er vies en stoffig en de vloer was zo wankel dat wanneer iemand met zijn been ging zitten trillen, wat bij schakers nog al gebruikelijk is, de opgestapelde rommel mee ging vibreren, wat een hinderlijk getik veroorzaakte. En of dat allemaal nog niet genoeg is, was het akelig koud, hooguit een graad of zestien, en het licht was abominabel: aan de ene kant verblindend fel door weerkaatsing van de zon op een spierwitte muur, aan de andere kant veel te donker.

Na een half uurtje spelen begon in het café achter het glazen wandje een dartstoernooi. Kennelijk van behoorlijk niveau, want de commentator, die toch al over een luide stem beschikte, moest het volume regelmatig volledig opendraaien bij weer een “one hundred and eighty”! Als het commentaar even stilviel, werd passende muziek opgezet. En voor een inderdaad broodnodige verbouwing, werd van tijd tot tijd een slijptol ingezet. Overigens waren de schakers niet de enige die last hadden van de geluidsoverlast. De angstaanjagend grote waakhond van het café protesteerde voortdurend luid en duidelijk.

Mochten we maar een keer tegen PSV.



Opgave 168 is een klassieker. Zwart aan zet speelde in deze stelling 1. … Db6xb2. Kan wit nu winnen met 2. Df3-f6?



In 167 moet wit een overbekende doorbraak voorbereiden. Dat kan alleen met 1. Kc3-d2!! Kg2-f3 (1. ... b5 2. d5!; 1. ... d5 2. b5!; 1. ... c5 2. dxc5 dxc5 3. bxc5 bxc5 4. Ke3 winnen allemaal gemakkelijk) en nu werkt de doorbraak 2. c4-c5! wel, net zo simpel als in het gewone ouderwetse caféprobleem.
Goede alternatieven zijn er niet:
1. b5? c5! wint simpel voor zwart.
1. Kb2 Kf2 en de doorbraak werkt niet wegens 2. c5 bxc5 3. d5? cxd5 4. b5 d4 en de witte d-pion loopt door.
1. Kc2 Kf3 2. c5 bxc5! 3. d5? cxd5 4. b5 Ke2! 5. b6 d4 en ook hier is de zwarte d-pion te sterk.
1. Kd3 Kf3 2. c5 bxc5 3. d5 cxd5 4. b5 c4+ 5. Kd4 c3! 6. Kxc3 Ke3 en hier houdt zwarts d-pion remise.
1. d5 c5! 2. bxc5 bxc5 3. Kb3 Kf3 4. Ka4 Ke4 5, Kb5 Kd4 6. Kc6 Kxc4 7. Kxd6 Kb4 8. Ke7 c4 en het loopt remise.

Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' als u tenminste zelf geen blogger bent.
Barrage

Door Huub van Dongen

Een barrage is geen ‘play-off’. Dat is alleen een modieus middel om de competitie te rekken, waarin spelers of teams die helemaal niet gelijk geëindigd zijn, uitmaken wie er kampioen wordt of promoveert. Een barrage is een echte beslissingswedstrijd. Puur, eerlijk en om de een of andere reden steeds minder populair. Wordt voor play-offs steeds het argument gebruikt dat het spannend is en aantrekkelijk voor het publiek, beslissingswedstrijden worden door de sportbonden afgedaan als mosterd na de maaltijd. Ze kunnen niet vooraf worden gepland en dus worden het strafschoppen of bedenken we een ander oneigenlijk beslissingscriterium.

Ook in de schaaksport worden in de meeste toernooien allerlei gekunstelde constructies bedacht om bij gelijk eindigen een winnaar aan te wijzen. Bij zogenaamde Zwitserse toernooien, waarin niet iedereen tegen iedereen speelt, worden meestal de weerstandspunten gebruikt: de som van het aantal punten van de tegenstanders. Niet zo’n gekke gedachte, want je mag er van uitgaan dat degene wiens tegenstanders alles bij elkaar de meeste punten hebben gehaald, ook de sterkste tegenstand heeft gehad. Zijn de weerstandpunten gelijk, dan wordt het Sonneborg-Bergersysteem gebruikt: de som van het aantal tegenstanders van wie je gewonnen hebt, plus de helft punten van de spelers tegen wie je remise speelde. Een beetje een bezopen systeem en misschien spreken de schakers daarom wel onderling over het Sonnema-Berenburgsysteem.

In het Brabants Schaakkampioenschap voorziet het reglement gelukkig nog altijd in een barrage. Dit jaar eindigden er drie spelers aan kop: het vijftienjarige toptalent Mark Haast, meesterklasser Paul Span en uw stukjesschrijver. Nadat ik van Mark Haast verloor, dacht ik eruit te liggen, maar Paul Span won van Haast, waarna ik de stand weer gelijk trok door Span weg te schuiven. Het reglement voorziet in een nieuwe barrage. Pas als die weer gelijk eindigt, beslissen de weerstandspunten en het SB-systeem en dan is Mark Haast kampioen. Zo’n situatie met een dubbele barrage tussen drie spelers is in de tachtigjarige geschiedenis van Brabants kampioenschap nog nooit voorgekomen. En of het nog ooit gebeurt, is sterk te betwijfelen nu blijkt hoe lastig het is nog geschikte speeldata te vinden.


Let op: opgave 167 hierboven is niet het flauwe standaardtrucje dat iedere caféschaker beheerst. Maar wit wint wel.


Ik heb wel eens horen zeggen dat pionneneindspelen net zo moeilijk zijn als dammen. In Laveryd-Wikström maakte zwart aan zet hier remise met 1. … f6xe5! 2. g2-g4! g7-g6! 3. g4-g5! Zwart lijkt volledig in wits boze plannen gevangen. Door zetdwang verliest hij pion b4, waarna je zou verwachten dat pion c4 gemakkelijk de overkant haalt. Zwart heeft echter 3. … Kc5-b6 4. Kb3-b4 Kb6-c6 5. c4-c5 Kc6-d5 6. Kb4-b5 pat!

Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' als u tenminste zelf geen blogger bent.

woensdag 18 april 2007

Praten

Door Huub van Dongen

Tijdens een officiële schaakpartij is het niet toegestaan met de tegenstander te praten. Er is één uitzondering: het remiseaanbod. Remise aanbieden is strak gereglementeerd. Het mag alleen als je aan zet bent: je doet een zet, zegt tegen je tegenstander dat je remise aanbiedt, en dan druk je de klok in. Volgens de competitieregels is zo ongeveer iedere andere wijze van mondelinge communicatie verboden. En daar komen wel eens problemen van.

In de normale clubcompetitie is het gebruikelijk om de tegenstander gedurende de partij een keer iets te drinken aan te bieden. Fatsoenlijke spelers gebruiken dezelfde conventie als bij het remiseaanbod: zet doen, drankje aanbieden, klok indrukken. Wie het anders doet, overtreedt een ongeschreven wet. Eén keer heb ik het meegemaakt dat een tegenstander reageerde met: “U mag niet tegen me praten tijdens de partij!” Toen was het oorlog.

Ook in het professionele schaak ontstaan er wel eens misverstanden. Miguel Naidorf en Samuel Reshevski, twee topgrootmeesteres die tot op zeer late leeftijd actief bleven, hebben volgens de overlevering de volgende conversatie gehad. Najdorf doet een zet en zegt: “Voelt u iets voor remise?” “Ja, met wolkje melk.” “Nee, sorry, ik wil alleen weten of u verder wilt spelen.” “Biedt u remise aan?” “Als u er op staat.” De beleefdheidsfrase “Voelt u iets voor …” werd door Najdorf kennelijk letterlijk gebruikt om erachter te komen of de tegenstander op winst speelde.

Het kan nog erger. Vooral in de Brabantse competitie komen de gekste situaties voor. Wat denkt u hiervan. De stelling is onduidelijk. Beide spelers kunnen tot diepe onoverzichtelijke afwikkeling besluiten, maar wit aan zet biedt remise aan. A la Najdorf doet hij het heel beleefd: “Mag ik u remise aanbieden?” Zwart riposteert onmiddellijk: “Nee dank u, doet u mij maar een rode wijn.”



In opgave 166 hierboven heeft zwart geen slinks remiseaanbod nodig om de partij te redden. Hij dreigt op allerlei manieren in zetdwang te komen, maar hij weet zich verrassend te redden.



Opgave 165 komt uit een partij tussen Jiri Obels en Huub van Dongen uit het Brabants Kampioenschap van dit jaar. Zwart won met 1. … Tc7-c2 2. Db2-b1 Ld5-e4!! Zwart heft de penning op en handhaaft de dreiging op e2 en g2.

Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' als u tenminste zelf geen blogger bent.

donderdag 5 april 2007

Anne Haast

Door Huub van Dongen

Veel leken veronderstellen dat je in het schaken steeds beter wordt naar mate je de sport langer beoefent. Helaas klopt daar maar weinig van. Het wordt steeds lastiger om de enorme stroom informatie over nieuwe openingssystemen bij te houden en ook het vermogen om de nieuwe ideeën te onthouden wordt gestaag minder. Bovendien wordt de topjeugd tegenwoordig uitstekend getraind. En met een paar uur per dag snelschaken op internet hebben de jongelui al snel een routine waar de oudere generatie schrik voor heeft. Was Fischer nog een wereldwonder toen hij in 1958 op vijftienjarige leeftijd de grootmeestertitel veroverde, een normaal mens raakt inmiddels de tel kwijt hoe vaak dat record inmiddels is gebroken.

Ook in Nederland worden de titelhouders steeds jonger. Afgelopen weekend mocht ik in het Persoonlijk Kampioenschap van Brabant voor het eerst spelen tegen Anne Haast, een dertienjarig meisje uit Dongen. Ik dacht haar met een oud openingssysteem uit de jaren tachtig wel in toom te houden, maar ze verzonk in langdurig gepeins, doorzag mijn plannen en bouwde gestaag een steeds betere stelling op. Ik moest alle zeilen bijzetten om nog net remise te maken en als ik eerlijk ben, vraag ik me zelfs af of ze het in de slotstelling nog niet even had moeten proberen.

Anne verloor in het Brabants Kampioenschap alleen van haar oudere broer Mark. Dat was natuurlijk ook wel een erg ongelijke strijd. Anne heeft waarschijnlijk wel duizend kinderlijke potjes van hem verloren en Marc weet precies wat voor systemen ze speelt. In alle andere partijen maakte ze echter duidelijk dat haar spel uiterst volwassen is. Ze won onder andere van Meesterklasser Paul Span. Het zou me niets verbazen als ze komende zomer een aantal titelresultaten weet te scoren in de vele open toernooien die op de kalender staan. Op het drukbezochte forum op http://www.utrechtschaak.nl/ worden inmiddels al kratjes bier ingezet bij weddenschappen hoe snel ze WIM (Woman International Master) of WGM (Woman International Grandmaster) zal zijn. Ik wed niet mee, maar als haar ontwikkeling zo doorgaat, zijn dat bescheiden titels. In het Brabants Kampioenschap speelde ze in de tweede ronde tegen een geroutineerde speler het Cochrane Gambiet (1. e4 e5 2. Pf3 Pf6 3. Pxe5 d6 4. Pxf7). Dat is een opening voor echte kerels!

In opgave 165 hierboven is zwart aan zet. Hoe beslist hij de partij onmiddellijk?


In opgave 164 was de vraag hoe zwart wint na 1. Dd3-a6+ Tb7-b6 2. Da6xa7? De oplossing: 2. … Dd4xf2+!! 3. Kg2xf2 Pg7-d4+ en op iedere koningszet geeft Tb6 schaak waarna de dame op a7 ongedekt staat.

Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' als u tenminste zelf geen blogger bent.
Persbericht 2 april 2007

Huub van Dongen gedeeld eerste in Brabants Kampioenschap
Drie generaties op het podium

Het Persoonlijk Kampioenschap van de Noord-Brabantse Schaakbond dat afgelopen weekend in Oosterhout werd gespeeld, had dit seizoen een bijzondere bezetting. Er hadden zich veel piepjonge tieners ingeschreven, maar ook een aantal gearriveerde Meesterklassers van HMC Den Bosch en enkele ouwe glories. Als vijftigplusser moet oud-kampioen Huub van Dongen ook tot die categorie worden gerekend, maar hij liet zien dat er nog terdege rekening met hem moet worden gehouden.

Van Dongen nam in het zware weekendtoernooi (zes partijen van vier uur in drie dagen) vanaf de eerste ronde de leiding. Z’n straffe tempo kon alleen worden gevolgd door de zestienjarige Marc Haast. Bosschenaar Paul Span, drievoudig kampioen en ook dit keer de grote favoriet, had in de eerste ronde een pijnlijke nederlaag moeten slikken tegen de dertienjarige Anne Haast. Dit supertalent was beslist de smaakmaakster van het toernooi. Ze hield ook van Dongen op remise en bleef tot op het eind van het toernooi in de top meedraaien.


Marc Haast, Paul Span en Huub van Dongen. Foto: Ad Bruijns

In de laatste ronde kreeg het toernooi een verrassende ontknoping. Span, die na z’n nederlaag alles won, kwam op vijf punten. Marc Haast en Huub van Dongen die in de laatste ronde tegen elkaar speelden, hadden er al vier en een half. Wie won, zou kampioen zijn. Van Dongen speelde met zwart en koos voor de licht inferieure Kalashnikov-variant van het Siciliaans. Hij hoopte er z’n jonge opponent mee te verrassen, maar het leverde hem alleen een slechte stelling op. Haast zette echter veel te optimistisch voort en trapte in een gemene val die Van Dongen voor hem had opgezet. Van Dongen won een centrumpion en wikkelde af naar een voordelig dametoreneindspel. Iedereen verwachtte dat hij het vervolgens geroutineerd uit zou schuiven, maar kennelijk liet de conditie toch te wensen over. Bovendien bleek de jonge Marc Haast maar een heel klein kansje nodig te hebben om de remise door eeuwig schaak te vinden.

Dankzij die uitslag kwamen er drie generaties op het podium: Marc Haast, Paul Span en Huub van Dongen. De prijzenpot werd gedeeld, maar er moet nog een barrage volgen om de titel die tevens recht geeft op deelname aan de halve finale van het Nederlands Kampioenschap. Dubbelschaak heeft aangeboden de barrage in Boxtel te organiseren.