donderdag 26 november 2009

Ratingstatistieken

Prof. Dr. Arpad Elo (1903-1992) was een Amerikaanse schaakmeester van Hongaarse afkomst. Van zijn schaakpartijen ken ik alleen een nipte nederlaag uit 1957 tegen Robert James Fischer, maar die heette toen nog Bobby en hij moest nog veertien jaar worden. Toch zal Arpad Elo in de schaakwereld nooit worden vergeten, want hij is de uitvinder van het ratingsysteem, dat de krachtsverschillen tussen schakers meet en dat tegenwoordig ook bij allerlei andere sporten wordt gebruikt.

Het principe is heel eenvoudig. Wie wint van een gelijkwaardige tegenstander, krijgt er punten bij. Wie verliest, levert punten in. Win je van een zwakkere tegenstander, dan ga je niet veel vooruit, maar win je van een hoger gerate speler, dan stijg je behoorlijk. Beginners hebben een rating van rond de 1000. Wereldtoppers hebben vandaag de dag getallen van boven de 2800 achter hun naam staan. De berekening gaat volgens een tamelijk ingewikkelde wiskundige formule, maar het aardige is, dat het ratingsysteem statistieken genereert met een grote voorspellende waarde.

De statistische winstkans in een schaakpartij tussen twee spelers met een bekende en betrouwbare rating (dat wil zeggen gebaseerd op een behoorlijk aantal verwerkte partijen), is gemakkelijk af te lezen in de zogenaamde ratingtabellen. Tegen een speler met een gelijke rating is de winstkans 50 procent. Tegen absolute wereldtoppers moet ik in honderd partijen ongeveer drie punten kunnen halen. Maar de voorspellingen horen het beste tot hun recht te komen in teamwedstrijden.

Afgelopen zaterdag speelde Dubbelschaak tegen schaakvereniging De Pion uit Roosendaal. Het gemiddelde ratingverschil over acht borden bedroeg maar liefst 126 punten in het voordeel van Dubbelschaak. De winstkansen bedragen volgens de ratingtabellen in zo’n geval ongeveer 67 procent en de normaalscore was dus 5,36 - 2,64 in Boxtels voordeel. Maar we verloren met 2½ - 5½, zoals u elders in dit blad kunt lezen. Dat is echt een onwaarschijnlijk groot verschil. De kans op zo’n nederlaag is minder dan een half procent! Zo zie je maar: aan statistieken heb je niets. We zullen het maar op de geheime krachten in de sport houden. Maar een wanprestatie blijft het.

Dat schaken ook als er vrijwel geen materiaal meer over is nog knap lastig is, moge blijken uit opgave 295. Wit aan zet kan winnen. Ziet u hoe?

Opgave 294 kwam uit een snelschaakpartij tussen Paul Keres en David Bronstein. Bronstein, een echte schaaktovenaar, zag waarschijnlijk dat hij door de onreglementaire zet 1. … Lxf8+ snel mat kon geven en deed het toen maar zo: 1. … Ta8-a4+! 2. Kb4xa4 Tf8-a8+ 3. Ka4-b4 Lh6-f8+ (nu mag het wel!) 4. Kb4-c4 b6-b5+ 5. Kc4xd4 Ta8-d8 mat.

Alle informatie over de beoefening van het schaakspel in Boxtel en omgeving vindt u op dubbelschaak.nl.

1 opmerking:

Anoniem zei

Lees het hele blog, pretty good