woensdag 20 september 2006

Prins Lodewijk en de Koning
Een zomerfeuilleton deel 2

Door Huub van Dongen

In de vorige aflevering zagen we hoe een invalide uit zijn rolstoel viel van het lachen bij een televisie-uitzending over de ontvoering van Gerrit Jan Heijn. En hoe in een ver verleden een vete ontstond tussen de schakers Donner en Prins. De basis voor ware thriller.

Het is zwak uitgedrukt om te zeggen dat Lodewijk Prins en Hein Donner botsende karakters waren. Volgens de jonge Donner had Prins geheel ten onrechte een behoorlijke schaakreputatie. Prins had een aantal internationale toernooien gespeeld, maar gezegd moet worden dat hij daarin steevast als kanonnenvoer diende. Prins was echter een keurige heer, een ordelijke gentleman, die zijn contacten graag gebruikte voor de goede zaak. Maar wel iemand die op zijn strepen stond en een scherpe pen voerde om opstandige jongelui op hun plaats te zetten. Hij was een typisch voorbeeld van een figuur die in de jaren zestig voor regent uitgemaakt zou worden. En Donner …

Donner was een corpsbal met een geweldig grote mond, een provo avant la lettre en dat zou hij zijn hele leven blijven. Hij combineerde een slecht verzorgd uiterlijk met een studentikoze drankzucht. Z’n grote hobby: tegen de gevestigde orde te trappen. Prins was die gevestigde orde en hij stond Donner als schaker in de weg.

Om er een goede thriller van te maken, moet het verhaal van tijd tot tijd terugkeren naar 1987, het jaar van de ontvoering. We zouden kunnen vertellen hoe de invalide man door verplegend personeel wordt opgeraapt en in bed geholpen.. En als we er een komisch drama van willen maken, voeren we klungelig agenten op die een inval voorbereiden in de villa van een oude eerbiedwaardige man - is dat niet Lodewijk Prins? - die helemaal niets met de ontvoering van Gerrit Jan Heijn te maken heeft.

Laten we daar maar van af zien. De ontwikkeling van de vete tussen Prins en Donner is spannend genoeg. In 1951 komt het tussen hen tot een schaakmatch die door Donner afgemeten met 4½ - 1½ wordt gewonnen. Bij die gelegenheid laat Donner voor het eerst blijken dat hij Prins een verschrikkelijke klungelaar vindt. Het jaar daarop loopt het vreselijk uit de hand.
Wordt vervolgd.



Opgave 133 van vorige week komt uit de eerste matchpartij tussen Prins en Donner, gespeeld in Den Haag 1951. Prins speelde het belachelijke 37. Lf1-d3?? Veel beter is 37. fxg5 en wit loopt geen enkel gevaar. Nu kan zwart naar een pionneneindspel streven met een verre vrijpion. 37. … gxf4 38. gxf4 Pxd3 wint gemakkelijk.



Maar Donner speelde 37. … Pc5xd3. Opgave 134: Hoe redt zich wit? Tot 17 augustus kunt u de oplossing mailen aan huub@dubbelschaak.nl. Komt u er niet uit? Op www.dubbelschaak.nl vindt u tips.

Geen opmerkingen: