woensdag 20 september 2006

Prins Lodewijk en de Koning
Een zomerfeuilleton deel 4

Door Huub van Dongen

In de vorige afleveringen zagen we hoe de verlamde Hein Donner uit zijn rolstoel viel van het lachen bij een televisie-uitzending over de ontvoering van Gerrit Jan Heijn. En hoe in een ver verleden een vete ontstond tussen de schakers Donner en Prins. De basis voor ware thriller.

Terwijl de verlamde Donner slaapt, de verpleegster NRC leest en een soort Hollandse pink panther crew om het huis van Lodewijk Prins sluipt ten tijde van de ontvoering van Gerrit Jan Heijn keren wij terug naar Amsterdam 1966-1967. De film toont oude beelden van rellen in Amsterdam. Jonge mensen slungelen een beetje om het Lieverdje op het Spui. Antirook magiër Jasper Grootveld doet de ugge-ugge-dans. De politie grijpt keihard in.

Donner blijkt dik geworden en hij draagt een enorme baard. Hij geeft een persconferentie. "Nu mijn vrouw wegens haar aandeel in de provobeweging gearresteerd is, zal ik voorlopig niet meer voor Nederlandse teams uitkomen. De met briljanten bezette gouden gondel die ik aan het toernooi van Venetië overhield, schenk ik aan het Comité Nederland Vietnam. Ze zullen er wel medicijnen voor kopen, maar voor mijn part mag dat ook een machinegeweer zijn, want de Amerikanen moeten Vietnam uitgeschopt worden."

In de vorige alinea zijn de historische feiten een klein beetje in elkaar geschoven, maar de waarheid is niet in het geding. Feit is ook dat Lodewijk Prins in 1965 wordt gehuldigd als Nederlands kampioen. Voor de continuïteit van de film zullen we het zo moeten verdraaien dat dat ná Donner’s officiële terugtrekking plaatsvindt, maar de geschiedschrijving leert anders. In elk geval deed Donner niet mee. Maar we kunnen hem ons voorstellen: rood aangelopen, kettingrokend en drinkend, en met een nog woestere baard. Hij schreef in De Tijd over kampioen Prins: "Hij speelt een ijselijk krom soort schaak. Het is wel treurig dat een speler van dit niveau officieel als sterkste Nederlandse schaker moet gelden. Hij kan nog geen loper van een paard onderscheiden." En als Euwe het voor Prins opneemt: "Het is niet waar, Grand Maître, hij kan er niets van. Hij is de zwakste speler van de hele wereld."

Donner daagt Prins zelfs uit voor een match over tien partijen, waarbij hij hem vier punten voor zal geven. Prins doet er begrijpelijkerwijs het zwijgen toe.
Wordt vervolgd.



De opgaves 133 t/m 135 uit de eerste partij van de match Prins-Donner uit 1951 pleiten niet voor het niveau van het toenmalige schaak. Prins zette hier voort met het afgrijselijke 40. Ke3?? Na Donner’s 40. … Kd5 werd de partij afgebroken en zonder ver te spelen opgegeven door Prins. Hij had natuurlijk 40. Kd4-c4 moeten doen. Na 40. … f4 41. gxf4 gxf4 42. d4 f3 43. Kd3 is het simpel remise en met 40. … Ke5 komt zwart ook niet verder.



Dat Donner het echt wel kon, moge blijken uit opgave 136. Ziet u ook hoe wit wint? Tot 31 augustus kunt u de oplossing mailen aan huub@dubbelschaak.nl. Komt u er niet uit? Op www.dubbelschaak.nl vindt u tips.

Geen opmerkingen: