De lezers van de rubriek mogen boeken voordragen. Een deskundige jury onder leiding van Daniel King maakt volgende week bekend welk boek uitverkoren is. Op de shortlist van zes genomineerde boeken, prijkt Chess Strategy for Club Players, van de voormalig Boxtelse kampioen Herman Grooten, voorlopig op de eerste plaats. Het boek is gebaseerd op het trainingsmateriaal waarmee hij als coach spelers als Loek van Wely en Jan Werle heeft begeleid. Geen gemakkelijke stof, maar alles wordt heel helder uitgelegd en het boek is alleen al vanwege de schat aan schaakfragmenten onmisbaar in iedere schaakboekenverzameling.
Alleen de nominatie is natuurlijk al prachtig, maar of hij echt kans maakt is de vraag: de concurrentie is moordend. The Sorcerer’s Apprentice, een boek over de schaakpartijen van David Bronstein, kan volgens mij niet winnen. Het is een wat uitgebreide herdruk van een boek dat al sinds 1995 bij mij in de kast staat. Ook het boek van Isaac Lipnitzky maakt geen kans: Questions of Modern Chess Theory is pas dit jaar in het Engels verschenen, maar het is al ruim vijftig jaar oud; het was decennialang hét handboek van de Sovjet-schaakschool. Wel een geduchte concurrent in John Nunn’s Understanding Chess Endgames, maar ook daar zou Grooten wel eens boven kunnen eindigen, want zulke boeken zijn er wel meer. Meer tegenstand komt van Winning Chess Middle Games van topgrootmeester Ivan Sokolov, dat net als Grooten’s boek over schaakstrategie gaat en daar weet Sokolov natuurlijk alles van. De prijs gaat echter, dat weet ik bijna zeker, naar Gary Kasparov. Hij is genomineerd met een lijvig boekwerk getiteld Kasparov vs Karpov 1986-1987 over de roemruchte WK-matches in Londen, Leningrad en Sevilla. De boeken van Kasparov zijn niet alleen het allerhoogste goed wat er op het gebied van de schaakanalyse verschijnt, maar hij is ook nog een begenadigd auteur die heel meeslepend kan vertellen. Als Grooten daar van wint, verdient hij een standbeeld.
De matches tussen Kasparov en Karpov hadden een buitengewoon hoog niveau. Toch werd er soms ook geblunderd. In de 11e partij van de match in Sevilla (eindstand 12-12) overkwam Karpov iets vreselijks. Als hij hier met wit 1. Lf2 had gespeeld, stond hij beslist iets beter. Hij speelde echter 1. Tf6-c6. Kasparov kon zijn ogen niet geloven: er staan nog filmpjes van op internet. Opgave 292: hoe kan zwart een kwaliteit winnen?
In de stelling van opgave 291 volgde in een partij tussen Huub van Dongen en Peter Egmond uit 1975 1. La3-d6! Td7xd6 2. h5-h6 Db8-g8 3. Tc6-c8! en zwart gaf op.
Alles over de beoefening van de schaaksport in Boxtel vindt u op dubbelschaak.nl. De genoemde boeken zijn onder andere te bestellen bij De Beste Zet, het schaakverzendhuis van Erika Sziva.
1 opmerking:
Bedankt voor een interessante blog
Een reactie posten