donderdag 14 december 2006



Bronstein’s liefde voor het spel

Huub van Dongen

Op 5 december is in Minsk op 82-jarige leeftijd schaakgrootmeester David Bronstein overleden. Bronstein bracht in 1951 tot een match om het wereldkampioenschap, maar hij bleef als uitdager op 12-12 steken, waardoor Botwinnik de titel prolongeerde. Bronstein was een tovenaar voor wie andere wetten leken te gelden dan voor gewone stervelingen. Is het voor een doorsneeschaker al moeilijk genoeg om de grote lijnen van het spel te doorgronden, Bronstein had een feilloos gevoel voor de uitzonderingen: z’n lopers waren sterker dan torens, z’n paarden konden dames temmen, zijn koning stond veilig in het vrije veld.

Hoe groot Bronstein’s liefde voor het schaakspel was, blijkt behalve uit zijn spel ook uit de ervaringen van Dubbelschaker Guido Jansen. Guido Jansen was halverwege de jaren negentig toernooidirecteur van het Open Utrechts Kampioenschap. Omdat Bronstein vlak voor het Utrecht Open toch een toernooi in Nederland zou spelen, nam Jansen contact hem op. Bronstein was graag bereid ook in Utrecht te spelen, maar hij zei dat hij liever niet in een hotel, maar bij een schaker thuis wilde logeren. Hoewel Jansen’s studentenkamer daar eigenlijk niet geschikt voor was, nodigde hij Bronstein onmiddellijk uit. Die vond dat zo leuk dat hij af zag van het geboden startgeld.

Het Utrecht Open is een weekendtoernooi. Eén partij op vrijdagavond, drie op zaterdag en twee op zondag. Iedere partij duurt als het een beetje tegenzit vier en half uur. Maar dat was voor Bronstein lang niet genoeg. Hij wilde tot diep in de nacht de partijen van zijn gastheer analyseren en hij vond alles leuk en voorzag iedere partij van spectaculaire suggesties. Hij stond om zes uur op, zodat ze weer verder konden schaken. Ook tijdens het toernooi speelde hij puur voor z’n plezier en niet om te winnen. “Een normale voortzetting wint hier natuurlijk gemakkelijk”, zei hij op een bepaald moment tijdens een partij tegen Jansen, “maar ik heb een toren geofferd. Nu komen er leuke stellingen op het bord.”



De mooiste Bronstein-concepten zijn veel te moeilijk voor een eenvoudige schaakrubriek. In opgave 151 hierboven laat Bronstein met zwart aan zet zien dat je altijd nog een paar zetten verder moet kijken. Hoe wint zwart?


Opgave 151 is een mat in drie van Sam Loyd. Dat lukt alleen met 1. Dc4-f1! Er volgt nu steeds een dubbelaanval van de dame op veld h7 en de loper. Bijvoorbeeld: 1. … Lc3 2. Dd3 g6 3. Dxc3 mat. 1. … g3, om het mat met g2+ uit te kunnen stellen, faalt op 2. Pg6+ hxg6 3. Dh3 mat.

Onder 'comments' kunt u uw commentaar kwijt (gewoon inloggen als 'other' of 'anonimous') en u vindt er tips voor de oplossing van de opgave van de week.

2 opmerkingen:

Huub van Dongen zei
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
Huub van Dongen zei

In opgave 151 zijn we op zoek naar zogenaamde tussenzetten. Als wit zich slim verdedigt, heeft zwart er verschillende nodig om tot materiaalwinst te komen.