vrijdag 16 maart 2007

Onno Quist

Door Huub van Dongen

Afgelopen zondag werd De Ontdekking van de Hemel van Harry Mulisch uitgeroepen tot het beste Nederlandstalige boek aller tijden. Omdat dit een schaakrubriek, zie ik ervan af een boekbespreking te schrijven vol scherts, satire en ironie over de modieuze kryptoreligieuze flauwekul in dit boek, maar ik kan er niet onderuit iets over het meesterwerk te zeggen. Met de uitverkiezing heeft het publiek namelijk niet alleen Harry Mulisch gehuldigd, maar ook bijgedragen aan de onsterfelijkheid van een roemruchte schaker, grootmeester Hein Donner, die model heeft gestaan voor hoofdpersoon Onno Quist.

Het is niet zo maar een portret dat Mulisch schildert. Hij beschrijft zijn vriend ten voeten uit, liefdevol, met volop aandacht voor zijn bombast en bombarie, maar ook met een tedere welhaast Rembrandteske belichting van zijn menselijke zwakheden. Het portret is ook buitengewoon gelijkend. Wie Donner gekend heeft, ziet het meteen. Onno wordt geïntroduceerd als “een grote gestalte (…) extatisch als een geïllumineerd mysticus (…) geïnspireerd door de weerstand die hij opriep. Hij wist dat hij zich aanstelde, maar hij werd meegesleept door zijn eigen woorden.” Alleen is Quist geen schaakgrootmeester maar filoloog en zelfs dat klopt, want Donner schijnt zijn exegetische boekje Mulisch, naar ik veronderstel altijd zijn belangrijkste publicatie te hebben gevonden.

Ook de talrijke dialogen met de andere hoofdpersoon, Mulisch’ alter ego Max Delius, zijn uiterst Donneriaans. Ik kan het niet laten er voor de Mulisch-adepten een raadseltje van te maken. In welk hoofdstuk staat de volgende dialoog, de oplossing vindt u binnenkort op dit weblog.

“Je zou Koning Oidipous als de eerste detective kunnen beschouwen. En het leuke is dat de detective het zelf heeft gedaan. Want Oidipous is op zoek naar de moordenaar van zijn vader en tenslotte blijkt, dat hij het zelf is.”
“Ja, maar dat is eigenlijk nog niks. Je zou een detective moeten bedenken, waarin de lezer het gedaan heeft.”
Onno aarzelde geen moment: “Max, die detective is al geschreven: het Nieuwe Testament.”




Als opgave 162 een stelling uit het glorieuze debuut van HMC-er David van Kerkhof in de Meesterklasse. Wit speelt en wint.



Opgave 161 was veel eenvoudiger. Na 1. Pe5-c4 Ta8-d8 2. Pc4-e3 Td5-d2 had wit in Van Dongen-Erwich 3. Tf1-d1 achter de hand. Wegens zijn zwakke onderste rij heeft zwart niets anders dan ruilen en berusten in remise.

Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' als u tenminste zelf geen blogger bent.

Over het Mulisch-raadsel: ik raad u dringend aan de hele Ontdekking van de Hemel er op na te lezen, maar ik ben bang dat u het antwoord niet vindt. Zoek rustig verder. Ik kom er op terug.

2 opmerkingen:

Huub van Dongen zei

Die David van Kerkhof is een echte klasbak. In z'n eerste potje in de Meesterklasse gaat hij er klassiek doorheen. Slopen die koningsstelling. Met die hint moet u het doen. En pas op: u speelt tegen een meesterklasser, dus makkelijk is het niet.

Huub van Dongen zei

Over het Mulisch-raadsel:
Het is te hopen dat u het hele boek er nog eens op doorgelezen hebt. Dat is beslist de moeite waard. Maar u zult dan ook tot de conclusie zijn gekomen dat het citaat er helemaal niet instaat. Door in de eerste alinea te zeuren over de kryptoreligieuze flauwekul in De Ontdekking van de Hemel heeft de schrijver u op het verkeerde been gezet. Sorry. Het citaat komt, met een minimale wijziging, uit de Donner-biografie van Alexander Münninghoff.

Als voorbeeld van Donner's ad-remheid, beschrijft Münninghoff een gesprek tussen Tabe Bas, Harry Mulisch en Hein Donner in De Kring, een roemruchte Amsterdamse kunstenaarssociëteit. Letterlijk staat er:

Tabe Bas zegt: “Je zou Koning Oidipous als de eerste detective kunnen beschouwen. En het leuke is dat de detective het zelf heeft gedaan. Want Oidipous is op zoek naar de moordenaar van zijn vader en tenslotte blijkt, dat hij het zelf is."
Waarop Mulisch, baas boven baas: “Ja, maar dat is eigenlijk nog niks. Je zou een detective moeten bedenken, waarin de lezer het gedaan heeft.”
Donner, zonder een moment te aarzelen: “Harry, die detective is al geschreven: het Nieuwe Testament.”