donderdag 10 september 2009

Les 10: schaken op een club

De afgelopen weken zijn in mijn schaakrubriek in Brabants Centrum de spelregels van het schaakspel behandeld. U kunt alles nalezen op dit schaakblog, inclusief een aantal aanvullingen. Als u wilt, kunt u hier zelfs een A4-tje downloaden met alle regels en enkele tips. Rest ons alleen nog een paar aanvullingen die voor het schaken op een club van belang zijn.

In lang vervlogen tijden mochten schakers zo lang over hun zetten nadenken als ze wilden. Uiteraard leidde dat nog al eens tot wrijvingen. In 1834 werd in Londen een schaakmatch gespeeld tussen de twee beste spelers uit die tijd: de aan lager wal geraakte Franse edelman Louis Charles Mahé de la Bourdonnais (zie afbeelding) en de welgestelde Ier Alexander Macdonnell. Macdonnell had de gewoonte regelmatig een uur of anderhalf voor een zet uit te trekken. De la Bourdonnais, die veel sterker was en de match over bijna honderd partijen met overweldigende cijfers won, speelde uit de losse hand: meestal antwoordde hij meteen. Tot openlijke woordenwisselingen aan het bord kwam het nooit (Macdonnell sprak geen woord Frans en De La Bourdonnais geen Engels), maar uit ooggetuigenverslagen wordt duidelijk dat De la Bourdonnais zich tijdens de partijen meestal onder het publiek begaf, daar drinkend en vloekend voorgavepartijtjes speelde en soms luidkeels begon te zingen. Macdonnell gedroeg zich intussen zoals het een onverstoorbare Brit betaamd, maar ook hem gingen de spanningen niet in het gentleman’s outfit zitten. Kort na de match is hij overleden, naar verluid aan totale uitputting. Eén van de mooiste partijen tussen Macdonnell en De la Bourdonnais vindt u hier. Krijgt u er niet genoeg van: alle bekende partijen staan ook op het web.

Even is er nog geëxperimenteerd met zandlopers om de bedenktijd te reguleren, maar pas in het London International Chess Tournament van 1883 kwam aan dit soort schrijnende taferelen definitief een einde: de schaakklok werd geïntroduceerd. Op de afbeelding ziet u de fatorini schaakklok die in Londen werd gebruikt. Daarmee werd voor beide partijen een limiet aan de bedenktijd gesteld. Het principe is heel eenvoudig. Men gebruikt twee uurwerken: het ene loopt als wit aan zet is, het andere als zwart moet zetten. Wie zijn zet doet, brengt door een druk op een knop z’n eigen uurwerk tot stilstand en het andere in beweging. Wie de maximale bedenktijd overschrijdt, heeft verloren. De spelers moeten met dezelfde hand waarmee ze de zet doen, de klok bedienen.

Op schaakverenigingen wordt altijd met klok gespeeld. In de KNSB-competitie geldt tegenwoordig een bedenktijd van twee uur per persoon voor veertig zetten, gevolgd door een uur voor de rest van de partij. De partij duurt dan maximaal zes uur. Op clubavonden van verenigingen wordt de maximale lengte van de partij beperkt tot vier uur, maar er zijn ook competities met snellere speeltempo’s.

Een ander struikelblok voor beginnende clubspelers is vaak de notatie van de zetten. De la Bourdonnais en Macdonnell hadden daar een secretaris voor in dienst, maar tegenwoordig wordt iedereen geacht dat zelf te doen. Iedere schaakclub heeft daarvoor speciale notatiebiljetten of notatieboekjes en bijna iedereen maakt gebruik van de algebraïsche notatie, een uitvinding van Philidor, die ik tijdens deze cursus met minimale uitleg af en toe al heb geïntroduceerd. De coördinaten naast het bord wijzen de weg. Heel kort: 1. Pg1-f3 betekent dat wit op zet één zijn paard van g1 naar f3 zet. Veel clubspelers gebruiken de korte notatie: 1. Pf3 waarbij ze dus alleen het veld opschrijven waar het paard naar toe gaat. Meer hoeft u voorlopig niet te weten: de rest wordt op de club wel uitgelegd.


Ten slotte moet u er nog aan wennen dat er nog al wat pestkoppen tussen de schakers zitten. Fischer legde toen hij als 15-jarig broekie tot de wereldtop bleek te behoren zijn Russische collegagrootmeesters graag bovenstaande stelling voor. Mat in één zet, was de opgave. Dat moet voor een grootmeester natuurlijk doodsimpel zijn, maar ze zagen het niet. Er zit dan ook een addertje onder het gras: er staan negen zwarte pionnen op het bord en dat kan natuurlijk niet. Haal je één pion weg, welke dan ook, dan lukt het wel. Steeds op een andere manier. Kunt u deze negen problemen oplossen?

Heeft u na deze cursus zin om bij een schaakclub te gaan? Dat kan nog net. Dinsdag 15 september beginnen alle competities weer bij Dubbelschaak. U kunt zich aanmelden via dubbelschaak.nl. U vindt daar ook informatie over een schaakcursus voor clubspelers die nog deze maand van start gaat.

Geen opmerkingen: