donderdag 9 juli 2009

Les 1: Het bord en de stukken

Schaken moet je jong leren, wordt vaak beweerd. Dat zal best waar wezen, maar ook wie op oudere leeftijd met het spel begint, kan er veel plezier aan beleven. De beste manier om de eerste beginselen onder de knie te krijgen, is zonder meer de Stappenmethode. Volwassenen lukt dat gemakkelijk via zelfstudie. Ik zou u willen voorstellen te beginnen met de Chess Tutor Stap 1, een prachtig Nederlandstalig softwareprogramma dat u kunt bestellen via www.stappenmethode.nl. De prijs is € 19,95, gewoon on line betalen en downloaden.

U krijgt gegarandeerd waar voor uw geld, want het is een zeer compleet pakket dat u spelenderwijs de spelregels bijbrengt. De cursus bestaat uit instructielessen en bijbehorende oefeningen en vooral die oefeningen zijn fantastisch: bijna allemaal speciaal voor de methode geprogrammeerde spelletjes waarmee u de stof verwerkt. Het enige dat in de cursus ontbreekt, zijn de verhalen rondom het spel. Want wie echt van schaken wil genieten, moet ook iets te weten komen over de duizenden jaren oude geschiedenis en cultuur van het spel. Deze zomer wil ik in deze rubriek die omissie een beetje aanvullen.

Schaken wordt gespeeld op een speelbord met 64 velden, om en om licht en donker. Let er als u een schaakbord koopt vooral op dat de coördinaten zijn aangegeven: aan de boven en onderkant van het bord met a tot en met h, aan de zijkant met de cijfers 1 tot en met 8 om de horizontale rijen te benoemen. Op die manier krijgt ieder veld een unieke naam, van ‘a1’ linksonder tot ‘h8’ rechtsboven. Die coördinaten worden gebruikt bij de notatie van de schaakzetten. Als u stukken aanschaft, kies dan voor het zogenaamde Staunton-model dat ook op alle clubs en in alle toernooien wordt gebruikt.

Waarschijnlijk is het schaakspel ongeveer 1500 jaar voor Christus in India ontstaan. De stukken symboliseerden het voetvolk, de ruiterij, olifanten en strijdwagens van het Indische leger, dat net als het spel ‘tsjatoeranga’ werd genoemd. Dat schijnt zoiets te betekenen als ‘vier delen’. Alleen in eendrachtige samenwerking kunnen de verschillende legeronderdelen de tegenstander verslaan.

Via Perzië kwam het spel in Europa, misschien wel via Spanje. In Roncesvalles, op de grens van Frankrijk en Spanje waar de Franken zoals beschreven in het Roelantslied een belangrijke slag verloren tegen de Saracenen, staat in het plaatselijke museum in elk geval een schaakspel dat van Karel de Grote geweest zou zijn. Overigens werd in die tijd zeker niet volgens de huidige spelregels gespeeld. De koning, de torens (ook wel olifanten met een gevechtstorentje op de rug) en paarden hadden dezelfde gang als vandaag, maar de dame of koningin was een machteloos stuk dat steeds maar één stapje kon doen en de loper was nog een ‘alfil’ die sprongetjes maakte op de diagonalen door steeds één veld over te slaan.

De huidige loper, die zich met rasse schreden over de diagonalen beweegt (zo ver als hij wil) komt uit het zogenaamde Koerierspel, een schaakvariant op een bord van 8 bij 12 velden, dat in de late Middeleeuwen populair was. Er bestaat een prachtig schilderij van Lucas van Leyden waarop het is afgebeeld.



U ziet wel dat schaken ook vroeger al heel gezellig was. En er valt heel wat meer over te vertellen dan alleen maar de zetjes. Ik heb het nog niet eens over het ‘zwevende schaakbord’ gehad, dat als een soort heilige graal figureert in allerlei middeleeuwse ridderromans. Of over de vele marmeren schaakborden die in minder hoofse literatuur werden gebruikt om de schedel van de tegenstander te verbrijzelen na een verloren partij.

Omdat u nog maar net met het spel begint, slaan we de wekelijkse opgave een keertje over. Daar beginnen we volgende week weer mee, als we de loop van de stukken hebben behandeld. Wie intussen meer over de beoefening van de schaaksport in Boxtel wil weten, kan terecht op dubbelschaak.nl.


Opgave 277 van vorige week, uit een recent in Roemenië gespeelde partij tussen Gelfand en Shirov, is een soort damprobleem. Wit kan niet winnen door met de koning naar h6 te lopen, want dan speelt zwart Ld1 om h4-h5 te verhinderen. Maar het kan wel met een heel opmerkelijk doorbraak: 1. f4-f5!! e6xf5 (zwart kon niet met de g-pion slaan, want dan wordt wits h-pion te sterk) 2. e5-e6!! Lb3xe6 3. h4-h5!! g6xh5 4. g5-g6!! en nu moet zwart zijn loper geven om de witte g-pion te stuiten. 4. ... f7xg6 5. Kf6xe6, maar daamee zijn we er nog niet. Wits loper op d6 houdt als een soort dam de zwarte schijven op de rechtervleugel tegen. Maar kan de zwarte koning dan niet op tijd a8 bereiken? Nee hoor. Bijvoorbeeld 5. ... Ke8-d8 6. Ke6-d5 Kd8-c8 7. Kd5-c6 en de zwarte koning is afgesneden. Wit loopt eenvoudig met de a-pion door. Noch Gelfand, noch Shirov zag deze combinatie. Allicht niet, het zijn geen dammers.

Geen opmerkingen: