donderdag 23 juli 2009

Les 3: Gaan en slaan

Het grote verschil tussen schaken en dammen zit in de slagregels. Bij dammen moet je slaan, wat het spel een erg geforceerd karakter geeft. Bij schaken is slaan niet verplicht. Je maakt zelf uit of je slaat en wanneer. Ook de manier van slaan verschilt: koning, dame, loper en paard slaan zoals ze gaan. Wanneer je een zet kunt doen naar een veld waar zich een stuk van de tegenpartij bevindt, dan staat dat stuk aangevallen. Als je zin hebt, mag je het slaan door eenvoudig op datzelfde veld te gaan staan en het vijandelijke stuk naast het bord te plaatsen. Een bijzonder geval doet zich voor wanneer een koning staat aangevallen: zo'n situatie noemen we 'schaak'. We komen er in een volgende les op terug.

Schaken staat bekend als een erg bezadigd spel. Het is natuurlijk een gesublimeerd oorlogsspel, waarin twee legers elkaar aanvliegen, maar dat idee is zo geabstraheerd dat de meeste schaakgrootmeesters zich liever als een verlichte goeroe afficheren, dan als een slagvaardige generaal. Toch hebben ze natuurlijk een killersinstinct van jewelste. En heel af en toe wordt dat ook voor niet ingewijden zichtbaar.


In 1971 deed ik mee met het Open Nederlands Snelschaakkampioenschap dat in die tijd door Shell Chemie werd gesponsord. Ik was als puber brutaal genoeg om me voor de hoofdgroep in te schrijven. In de voorrondes werd de deelnemers ingedeeld in groepen van tien. Ik zat in een akelig sterke groep, maar in de rij achter me, was het nog erger. Daar speelde de erkende snelschaakreus Hans Böhm, een grote kerel met een hangsnor en een geel kamizool waar de borstharen uitpuilden.

Bij snelschaken wordt gespeeld met een bedenktijd van vijf of tien minuten voor de hele partij. Daarbij kunnen de emoties hoog oplopen, vooral als de tijdnood erg nijpend wordt. Er wordt hard op de schaakklok geramd, regelmatig vallen er allerlei stukken om en de adrenaline giert de spelers door de keel. Na enkele ronden ontstond er een geweldig tumult op de tafel achter me. Ik was net klaar met m’n partij en ging gauw kijken. Böhm gedroeg zich een beetje merkwaardig. Hij hield de klok vast, buiten het bereik van de tegenstander. Dat leidde tot wat duw- en trekwerk. En ineens sloegen ze elkaar over de tafel vol op het gelaat. Het werd een heuse kloppartij tot enkele dappere omstanders, waaronder Jan Timman, de kemphanen uit elkaar sleurden. Uiteraard werden de twee vechtersbazen gediskwalificeerd. Misschien had ik dit stukje beter ‘Slaan en gaan’ kunnen noemen.

Hoe het wel hoort, leert u met de Chess Tutor Stap 1 (zie stappenmethode.nl). Er staan allerlei slagoefeningen in. Erg leerzaam zijn ook de doolhofpuzzels, waarbij je een stuk op een veilige manier over het bord moet manoeuvreren zonder op aangevallen velden te komen. Als u echt wilt leren schaken, raad ik u dringend aan de Tutor te downloaden. Dan kunt u zich na de vakantie aanmelden op de schaakclub!



Opgave 279 is een voorbeeld van wat in de Stappenmethode een routeplanner wordt genoemd. Alleen wit mag spelen. Hij moet proberen zwart zo snel mogelijk schaak te zetten. Maar let op: wit mag niet op aangevallen velden komen. Het kan in vier zetten.


In opgave 278 van vorige week kan wit mat in twee geven wanneer hij begint met 1. Tg5-d5+ Dat betekent dat de witte toren van veld g5 naar veld d5 wordt gespeeld. Het plusje betekent 'schaak', de zwarte koning staat aangevallen en hij kan zich alleen verdedigen met: 1. ... Pb4xd5 Het paard van b4 neemt (dat geven we aan met dat maalteken) op d5. Nu volgt 2. Pe7-c6 mat.

Alle informatie over de beoefening van de schaaksport in Boxtel vindt u op dubbelschaak.nl.

1 opmerking:

Karin Gottlieb zei

Hoi Huub,

Jaap zag de stelling binnen 10 sec! Terwijl ik al zeker 10 min aan het puzzelen was....

Kf4, La2, Lb1 en Lf5+

Groetjes,

Karin