donderdag 30 juli 2009

Les 4: De pion

Wie na drie lessen heeft geconcludeerd dat schaken maar een doods spelletje is, kan enig inzicht niet worden ontzegd, maar heeft wellicht niet genoeg geduld om het tot een groot meester te brengen. Want pas in deze les zullen we het schaakspel leven inblazen. Het wonder geschiedt met behulp van de pionnen. Die hebben de schaakspelers ieder acht. Ze staan in het begin van de partij keurig naast elkaar op de tweede en zevende rij voor de overige stukken. En daar staan ze de torens, lopers en dames danig in de weg.

“Les pions sont l’âme du jeu”, schreef François-André Danican Philidor (1726-1795) in zijn beroemde boek L’analyze des Echecs (Londen 1749). Philidor, een Franse musicus en componist, was veruit de sterkste schaker uit zijn tijd. Vooral zijn eindspelanalyses getuigen van een enorm inzicht en hebben de basis gelegd voor de wetenschappelijke benadering van het schaakspel. Maar nog belangwekkender is zijn ontmaskering van de pionnen als ziel van het schaakspel. Om erachter te komen wat hij met zijn uitspraak heeft bedoeld, zullen we eerst maar eens naar de spelregels kijken.

De pionnen in het schaakspel kunnen alleen oprukken. Bij iedere zet één stapje. Alleen als ze nog in de beginstelling staan, mogen ze in één zet twee vakjes vooruit. In tegenstelling tot de andere schaakfiguren slaat de pion anders dan hij gaat: de pion loopt recht vooruit, maar slaat schuin. Staat een witte pion dus recht tegenover een zwarte pion, dan blokkeren ze elkaar. Pas als er een vijandelijk stuk schuin voor de pion opdoemt, kan de pion weer meedoen. Daardoor geeft de opstelling van de pionnen, zeker als ze een beetje vastgeschoven staan, structuur aan de stelling. Op die manier maakt de pionnenstelling het spel statisch. Maar tegelijkertijd brengen de nietige pionnen het schaakspel een enorme dynamiek. Want een pion die de overkant van het bord bereikt, promoveert tot een schaakstuk van dezelfde kleur naar keuze. En zo kan één enkel pionnetje een schaakpartij beslissen.

Hiermee komen we terecht in één van die merkwaardige paradoxen die het schaakspel zo boeiend maken: de pionnen maken het spel statisch én geven het dynamiek. Hoe langer u het spel beoefent, hoe meer tegenstrijdigheden u zult ontdekken. Wie goed opgelet heeft, heeft er in de lessen nog één zien passeren. Het schaakspel gaat om de verovering van de koning en daarvoor is geen materieel offer te groot, maar tegelijkertijd kan één enkel pionnetje het verschil maken tussen winst of verlies. Het kan immers promoveren. Daarom moet de schaakspeler zowel bereid zijn alles op te offeren voor het grote ideaal (de verovering van de koning), maar tegelijkertijd zeer materialistisch zijn.

In de promotieregel van de pion schuilt een derde paradox. Een pion mag promoveren tot dame, toren, loper of paard. Maar waarom zou iemand eigenlijk ooit tot een ander stuk dan een dame willen promoveren? Dat is toch verreweg het sterkste stuk? Dat antwoord zal u in de komende lessen worden onthuld.



Opgaven en spelletjes om de loop van de pion te oefenen vindt u volop op de Chess Tutor Stap 1, verkrijgbaar via stappenmethode.nl. In opgave 280 wordt gevraagd om een mat in zes. Dat klinkt vreselijk moeilijk voor een beginner, maar als u begrijpt hoe de pionnen lopen, moet het lukken.



Opgave 279 van vorige week was een zogenaamde 'routeplanner'. De witte loper moet schaakgeven zonder op aangevallen velden te komen. Zwart mag verder niet meedoen. Dat gaat vrij simpel met Kf5-f4 gevolgd door Lc4-a2-b1-f5.

Tot slot een toegift voor muziekliefhebbers: Vosque veraces cecinisse, Parcae uit Carmen Saeculare van Francois-André Danican Philidor.



Alle informatie over de beoefening van de schaaksport in Boxtel vindt u op dubbelschaak.nl.

donderdag 23 juli 2009

Les 3: Gaan en slaan

Het grote verschil tussen schaken en dammen zit in de slagregels. Bij dammen moet je slaan, wat het spel een erg geforceerd karakter geeft. Bij schaken is slaan niet verplicht. Je maakt zelf uit of je slaat en wanneer. Ook de manier van slaan verschilt: koning, dame, loper en paard slaan zoals ze gaan. Wanneer je een zet kunt doen naar een veld waar zich een stuk van de tegenpartij bevindt, dan staat dat stuk aangevallen. Als je zin hebt, mag je het slaan door eenvoudig op datzelfde veld te gaan staan en het vijandelijke stuk naast het bord te plaatsen. Een bijzonder geval doet zich voor wanneer een koning staat aangevallen: zo'n situatie noemen we 'schaak'. We komen er in een volgende les op terug.

Schaken staat bekend als een erg bezadigd spel. Het is natuurlijk een gesublimeerd oorlogsspel, waarin twee legers elkaar aanvliegen, maar dat idee is zo geabstraheerd dat de meeste schaakgrootmeesters zich liever als een verlichte goeroe afficheren, dan als een slagvaardige generaal. Toch hebben ze natuurlijk een killersinstinct van jewelste. En heel af en toe wordt dat ook voor niet ingewijden zichtbaar.


In 1971 deed ik mee met het Open Nederlands Snelschaakkampioenschap dat in die tijd door Shell Chemie werd gesponsord. Ik was als puber brutaal genoeg om me voor de hoofdgroep in te schrijven. In de voorrondes werd de deelnemers ingedeeld in groepen van tien. Ik zat in een akelig sterke groep, maar in de rij achter me, was het nog erger. Daar speelde de erkende snelschaakreus Hans Böhm, een grote kerel met een hangsnor en een geel kamizool waar de borstharen uitpuilden.

Bij snelschaken wordt gespeeld met een bedenktijd van vijf of tien minuten voor de hele partij. Daarbij kunnen de emoties hoog oplopen, vooral als de tijdnood erg nijpend wordt. Er wordt hard op de schaakklok geramd, regelmatig vallen er allerlei stukken om en de adrenaline giert de spelers door de keel. Na enkele ronden ontstond er een geweldig tumult op de tafel achter me. Ik was net klaar met m’n partij en ging gauw kijken. Böhm gedroeg zich een beetje merkwaardig. Hij hield de klok vast, buiten het bereik van de tegenstander. Dat leidde tot wat duw- en trekwerk. En ineens sloegen ze elkaar over de tafel vol op het gelaat. Het werd een heuse kloppartij tot enkele dappere omstanders, waaronder Jan Timman, de kemphanen uit elkaar sleurden. Uiteraard werden de twee vechtersbazen gediskwalificeerd. Misschien had ik dit stukje beter ‘Slaan en gaan’ kunnen noemen.

Hoe het wel hoort, leert u met de Chess Tutor Stap 1 (zie stappenmethode.nl). Er staan allerlei slagoefeningen in. Erg leerzaam zijn ook de doolhofpuzzels, waarbij je een stuk op een veilige manier over het bord moet manoeuvreren zonder op aangevallen velden te komen. Als u echt wilt leren schaken, raad ik u dringend aan de Tutor te downloaden. Dan kunt u zich na de vakantie aanmelden op de schaakclub!



Opgave 279 is een voorbeeld van wat in de Stappenmethode een routeplanner wordt genoemd. Alleen wit mag spelen. Hij moet proberen zwart zo snel mogelijk schaak te zetten. Maar let op: wit mag niet op aangevallen velden komen. Het kan in vier zetten.


In opgave 278 van vorige week kan wit mat in twee geven wanneer hij begint met 1. Tg5-d5+ Dat betekent dat de witte toren van veld g5 naar veld d5 wordt gespeeld. Het plusje betekent 'schaak', de zwarte koning staat aangevallen en hij kan zich alleen verdedigen met: 1. ... Pb4xd5 Het paard van b4 neemt (dat geven we aan met dat maalteken) op d5. Nu volgt 2. Pe7-c6 mat.

Alle informatie over de beoefening van de schaaksport in Boxtel vindt u op dubbelschaak.nl.

donderdag 16 juli 2009

Les 2: De loop van de stukken

Mensen die nooit hebben geschaakt, menen over het algemeen dat de spelregels erg ingewikkeld zijn. Dan bedoelen ze de loop van de stukken. Dat is zeker niet het geval. Het is gemakkelijk in één kolom uit te leggen. Uiteraard met nog wat sappige details.

De koning is het belangrijkste stuk. Het gaat er in het schaakspel om de vijandelijke koning te veroveren. De loop van de koning is rustig en statig. Hij kan zowel recht als schuin naar de omringende velden, maar altijd maar één stapje. Is de koning zodanig aangevallen dat hij zich niet meer aan een aanval kan onttrekken, dan is de partij afgelopen: schaakmat, een verbasterde term uit het Arabisch die gewoon “De sjah is dood” betekent.

De loop van de toren is het overzichtelijkst. Hij gaat recht en zover als hij wil, maar hij mag niet over andere stukken springen. Een toren op veld e4 van een leeg bord, kan dus naar alle velden op de e-lijn spelen (van e1 tot e8) en naar alle velden op de 4e rij (van a4 tot h4). Staat er een stuk van de tegenpartij op één van die velden dan kan de toren dat stuk slaan door op dat veld te gaan staan.

De loper of raadsheer in het schaakspel beweegt zich over de diagonalen. Net als een toren kan de loper in één zet verre sprongen maken. Een loper op e4 kan naar alle velden op de diagonalen b1-h7 en h1-a8. Over andere stukken springen, mag niet. Een vijandelijk stuk wordt geslagen door de loper op hetzelfde veld te zetten. In het Engels heet een loper ‘bishop’, een sneer naar alle kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders die in het verleden het schaakspel in de ban wilden doen omdat het de goklust zou vergroten. Wellicht herkent u in de loper van uw schaakspel de gestileerde mijter. Kinderen zien er vaak een brievenbus in en noemen de loper ‘postbode’.

De dame of koningin is het machtigste stuk op het schaakbord. Ze combineert de loop van de toren en de loper. Ze mag dus zo ver ze wil, zowel over de rechte lijnen als over de diagonalen. Een dame op e4 heeft dus maar liefst 27 mogelijke zetten. Vroeger, in het Indische, Arabische en middeleeuwse schaak, was de dame een machteloos stuk. Meestal mocht ze alleen één veldje schuin. Maar in de tijd dat Isabella van Castilië (1451-1504) de machtigste vorstin van de wereld was, werd in Spanje een nieuwe schaakvariant geboren die “dama alla rabiosa” ofwel “de woeste dame” werd genoemd. Ze is nog steeds niet getemd en terroriseert nu al meer dan 500 jaar het edele schaakspel.

Rest alleen nog het paard. Het paard springt en heet in het Duits dan ook “Der Springer”. De gang kent u wel uit paardensprongpuzzeltjes: één recht en één schuin in alle richtingen. Een paard op e4 kan dus naar d2, c3, c5, d6, f6, g5, g3 en f2 springen, zo nodig over een ander stuk heen. In het Engels heet het paard ‘knight’. Toen hij een collega ongemerkt de zet Pb4 wilde voorzeggen, begon Spassky ooit het liedje ‘Night before’ van de Beatles te neuriën.


Daarmee zijn behalve de pionnen alle stukken behandeld. Ze slaan zoals ze gaan, dus dat is ook niet moeilijk. U heeft nu genoeg informatie om uw allereerste schaakprobleem op te lossen: onze opgave 278. Het is één van de oudste bekende schaakproblemen, want het is afkomstig uit een Arabisch manuscript uit de 5e eeuw. De opgave luidt: wit geeft mat in twee. Dat betekent: wit doet een zet, waarna wit op ieder zwart antwoord mat geeft. De zwarte koning staat dan dus zodanig aangevallen, dat hij niet meer kan ontsnappen.

In de Chess Tutor Stap 1 (zie stappenmethode.nl) staan allerlei leuke oefeningen om de loop van de stukken te oefenen. De gang van het paard, zowel stap, draf als galop, kunt u oefenen met drie grote paardensprongpuzzels waarin het paard het hele schaakbord rondspringt om een gedicht te reconstrueren: Geen oorlogsspel, Waarom toch? en Luxepaarden en werkpaarden. Wilt u deze puzzels ontvangen, stuur me dan even een mailtje.

Alle informatie over de beoefening van de schaaksport in Boxtel vindt u op dubbelschaak.nl.

maandag 13 juli 2009

Job de Lange clubkampioen Dubbelschaak

Afgelopen zaterdag heeft Job de Lange de play-off om het clubkampioenschap van Dubbelschaak gewonnen. Hij versloeg Huub van Dongen met 1½ - ½. In beide partijen speelden de twee Dubbelschaak-toppers fel op winst. De eerste partij werd na wederzijdse kansen remise gegeven in een stelling waarin Van Dongen duidelijk minder stond, maar De Lange nog slechts acht seconden bedenktijd resteerden voor de rest van de partij. Van Dongen had De Lange op dat moment ‘door zijn vlag kunnen stampen’ zoals dat in schaakjargon heet wanneer nog puur op tijdsoverschrijding wordt gespeeld, maar hij wilde niet op die manier winnen.

De tweede partij werd nog spannender. Van Dongen zocht het met wit tegen de Leningrader-variant van de Hollandse Verdediging al snel in tactische complicaties. Aanvankelijk verdedigde De Lange zich uitstekend, tot hij ineens een venijnige wending over het hoofd zag. Hij moest zijn dame geven voor drie lichte stukken, die ogenschijnlijk zonder enig houvast verdwaald op het bord stonden en een gemakkelijk prooi leken te worden voor de witte dame. Het pakte echter totaal anders uit. Van Dongen miste eerste een verborgen materiaalwinst en wikkelde vervolgens af naar een eindspel waarin hij het met een toren tegen twee paarden op moest nemen. Hij meende daarin goede kansen te hebben, maar De Lange had een en ander veel beter beoordeeld. Met een serie prachtige trucs wist hij zijn paarden op de optimale velden te krijgen, waarna Van Dongen niet meer kon vermijden beslissend materiaal te verliezen. Al met al was het van beide spelers een heroïsche partij, een kampioenschap waardig.

Job de Lange en Huub van Dongen kennen elkaar al jaren. In 1985 speelde De Lange in de Meesterklasse voor Koningsclub Bergen, een door betonmagnaat Arnfried Pagel bij elkaar gekocht sterrenteam met Internationale Grootmeesters en Nederlandse toppers. Van Dongen speelde in diezelfde tijd in het eerste team van landskampioen Eindhoven. Toen Koningsclub een jaar later uiteenviel omdat de sponsor in een belastingfraudezaak werd gearresteerd, zette De Lange zijn schaakambities overboord voor een maatschappelijke carrière. Van Dongen verloor ongeveer tegelijkertijd zijn plaats in het eerste team van Eindhoven aan supertalent Loek van Wely en meldde zich aan bij de Boxtelse schaakclub.

Stom toevallig kwam Van Dongen er enkele jaren later achter dat De Lange in Liempde was gaan wonen. Twintig jaar lang heeft hij hem minstens één keer per jaar opgebeld met de vraag of Job niet bij Dubbelschaak wilde komen spelen. Drie jaar geleden had hij eindelijk beet. De Lange ging weer schaken en het was meteen afgelopen met Van Dongens hegemonie in de interne competitie. In het seizoen 2006-2007 werd De Lange meteen clubkampioen. Vorig jaar pakte Franck Steenbekkers, een andere Boxtelse schaker met een grote reputatie, de titel. Dit jaar leek Van Dongen echter weer orde op zaken te stellen. Hij won zowel het snelschaakkampioenschap als de Meierij-beker en won drie van de vier periodes in de interne competitie, waarbij hij en passant 3½ uit 4 scoorde tegen De Lange. De Dubbelschaakreglementen schrijven echter een play-offwedstrijd tijdens de feestelijke seizoensafsluiting voor tussen de nummers één en twee van de competitie. Daarin sloeg De Lange keihard toe. Hij toonde zich vooral superieur in het eindspel. Voor de spelers waren de twee lange partijen, die in totaal acht uur duurden, een lange zit. De toeschouwers vermaakten zich echter opperbest en de afsluitende barbecue ging dan ook tot in de kleine uurtjes door.

Voor het overige nieuws over de beoefening van de schaaksport in Boxtel kunt u terecht op de website van Dubbelschaak. De foto bij dit artikel is van Karin Gottlieb.

donderdag 9 juli 2009

Les 1: Het bord en de stukken

Schaken moet je jong leren, wordt vaak beweerd. Dat zal best waar wezen, maar ook wie op oudere leeftijd met het spel begint, kan er veel plezier aan beleven. De beste manier om de eerste beginselen onder de knie te krijgen, is zonder meer de Stappenmethode. Volwassenen lukt dat gemakkelijk via zelfstudie. Ik zou u willen voorstellen te beginnen met de Chess Tutor Stap 1, een prachtig Nederlandstalig softwareprogramma dat u kunt bestellen via www.stappenmethode.nl. De prijs is € 19,95, gewoon on line betalen en downloaden.

U krijgt gegarandeerd waar voor uw geld, want het is een zeer compleet pakket dat u spelenderwijs de spelregels bijbrengt. De cursus bestaat uit instructielessen en bijbehorende oefeningen en vooral die oefeningen zijn fantastisch: bijna allemaal speciaal voor de methode geprogrammeerde spelletjes waarmee u de stof verwerkt. Het enige dat in de cursus ontbreekt, zijn de verhalen rondom het spel. Want wie echt van schaken wil genieten, moet ook iets te weten komen over de duizenden jaren oude geschiedenis en cultuur van het spel. Deze zomer wil ik in deze rubriek die omissie een beetje aanvullen.

Schaken wordt gespeeld op een speelbord met 64 velden, om en om licht en donker. Let er als u een schaakbord koopt vooral op dat de coördinaten zijn aangegeven: aan de boven en onderkant van het bord met a tot en met h, aan de zijkant met de cijfers 1 tot en met 8 om de horizontale rijen te benoemen. Op die manier krijgt ieder veld een unieke naam, van ‘a1’ linksonder tot ‘h8’ rechtsboven. Die coördinaten worden gebruikt bij de notatie van de schaakzetten. Als u stukken aanschaft, kies dan voor het zogenaamde Staunton-model dat ook op alle clubs en in alle toernooien wordt gebruikt.

Waarschijnlijk is het schaakspel ongeveer 1500 jaar voor Christus in India ontstaan. De stukken symboliseerden het voetvolk, de ruiterij, olifanten en strijdwagens van het Indische leger, dat net als het spel ‘tsjatoeranga’ werd genoemd. Dat schijnt zoiets te betekenen als ‘vier delen’. Alleen in eendrachtige samenwerking kunnen de verschillende legeronderdelen de tegenstander verslaan.

Via Perzië kwam het spel in Europa, misschien wel via Spanje. In Roncesvalles, op de grens van Frankrijk en Spanje waar de Franken zoals beschreven in het Roelantslied een belangrijke slag verloren tegen de Saracenen, staat in het plaatselijke museum in elk geval een schaakspel dat van Karel de Grote geweest zou zijn. Overigens werd in die tijd zeker niet volgens de huidige spelregels gespeeld. De koning, de torens (ook wel olifanten met een gevechtstorentje op de rug) en paarden hadden dezelfde gang als vandaag, maar de dame of koningin was een machteloos stuk dat steeds maar één stapje kon doen en de loper was nog een ‘alfil’ die sprongetjes maakte op de diagonalen door steeds één veld over te slaan.

De huidige loper, die zich met rasse schreden over de diagonalen beweegt (zo ver als hij wil) komt uit het zogenaamde Koerierspel, een schaakvariant op een bord van 8 bij 12 velden, dat in de late Middeleeuwen populair was. Er bestaat een prachtig schilderij van Lucas van Leyden waarop het is afgebeeld.



U ziet wel dat schaken ook vroeger al heel gezellig was. En er valt heel wat meer over te vertellen dan alleen maar de zetjes. Ik heb het nog niet eens over het ‘zwevende schaakbord’ gehad, dat als een soort heilige graal figureert in allerlei middeleeuwse ridderromans. Of over de vele marmeren schaakborden die in minder hoofse literatuur werden gebruikt om de schedel van de tegenstander te verbrijzelen na een verloren partij.

Omdat u nog maar net met het spel begint, slaan we de wekelijkse opgave een keertje over. Daar beginnen we volgende week weer mee, als we de loop van de stukken hebben behandeld. Wie intussen meer over de beoefening van de schaaksport in Boxtel wil weten, kan terecht op dubbelschaak.nl.


Opgave 277 van vorige week, uit een recent in Roemenië gespeelde partij tussen Gelfand en Shirov, is een soort damprobleem. Wit kan niet winnen door met de koning naar h6 te lopen, want dan speelt zwart Ld1 om h4-h5 te verhinderen. Maar het kan wel met een heel opmerkelijk doorbraak: 1. f4-f5!! e6xf5 (zwart kon niet met de g-pion slaan, want dan wordt wits h-pion te sterk) 2. e5-e6!! Lb3xe6 3. h4-h5!! g6xh5 4. g5-g6!! en nu moet zwart zijn loper geven om de witte g-pion te stuiten. 4. ... f7xg6 5. Kf6xe6, maar daamee zijn we er nog niet. Wits loper op d6 houdt als een soort dam de zwarte schijven op de rechtervleugel tegen. Maar kan de zwarte koning dan niet op tijd a8 bereiken? Nee hoor. Bijvoorbeeld 5. ... Ke8-d8 6. Ke6-d5 Kd8-c8 7. Kd5-c6 en de zwarte koning is afgesneden. Wit loopt eenvoudig met de a-pion door. Noch Gelfand, noch Shirov zag deze combinatie. Allicht niet, het zijn geen dammers.

donderdag 2 juli 2009

Coup Royal

In 1970 werd in De Walnoot een schaakvereniging opgericht: De Waltoren. De club begon onder een goed gesternte, want voormalig wonderkind Bobby Fischer was net aan een sensationele comeback begonnen die in 1972 tot de wereldtitel zou leiden. Nog beter verging het damvereniging BDV, die in die tijd ook in De Walnoot resideerde. Net als Fischer maakte Ton Sijbrands een onstuitbare opmars naar de wereldtop. Schaken en dammen werden wezenloos populair.

De schakers en dammers konden goed met elkaar opschieten. Ze zaten ieder in een eigen zaaltje in de oude Walnoot achter de gang die ook als kleedlokaal voor sportactiviteiten in de gymzaal annex feestruimte werd gebruikt. Het stonk er naar zweet en rubberballen. Zoiets schept een band. Soms waagde zich zelfs een paar dammers aan een potje schaak en omgekeerd, maar dan bleken er toch al gauw enorme krachtsverschillen te zijn. Vooral de schakers kregen meestal vreselijk op hun donder. Uit het niets werd ineens een schijf geofferd, nog één, hup je moet nog een paar pakken en dan kwam ineens de grote rondslag. Zo werden we keer op keer geflest. Als we dam haalden, waren we die zo kwijt. De dammers zelf sloegen met een dam achteloos al onze schijven van het bord.

Ondanks het succes van de Nederlandse dammers is de damsport helemaal ingezakt. In Boxtel bestaat niet eens een damclub meer. Ik weet niet wanneer de vereniging is opgeheven. Via Google ontdekte ik dat in het Gemeentearchief een boekje van Pierre van der Velden moet staan over de geschiedenis van de Boxtelse Damvereniging. Ik zal het voor een volgende rubriek eens raadplegen.

Wat jammer eigenlijk dat de schaak- en damvereniging nooit zijn samengegaan. In St. Oedenrode bestaat al jaren een Rooise Dam- en Schaakvereniging. Borden, klokken en speellokaal kunnen gezamenlijk worden gebruikt, net als bijvoorbeeld de website. En ook bestuurlijk zijn schaak- en damverenigingen natuurlijk precies hetzelfde. Misschien kan het nog wel. De huidige Boxtelse schaakclub Dubbelschaak hoeft alleen de naam te veranderen in Dubbelspel.



Dat schakers nog steeds niet kunnen dammen bewezen de wereldtoppers Gelfand en Shirov tijdens het King’s Tournament in Bazna, Roemenië, dat onlangs met een punt voorsprong door Ivanchuk werd gewonnen. Op het eerste gezicht lijkt wit in de stelling van opgave 277 niet verder te kunnen komen. Loopt wit met zijn koning naar h6 om h4-h5 te spelen, dan zet zwart zijn loper op d1. Omdat f7 niet meer aangevallen staat kan hij dan een tempozet met de witte loper beantwoorden met Kd7. Een ander probleem voor wit is zijn a-pion. Die moet promoveren op een wit veld. Met witte koning, zwartveldige loper en a-pion kan wit zelfs niet winnen van de koning alleen, mits die tijdig de hoek kan bereiken. Er zit echter een combinatie in de stelling die heel erg aan het damspel doet denken. De wereldtoppers Gelfand en Shirov zagen het niet. Kunt u beter dammen?



Opgave 276 van D. Joseph uit 1922 hoort tot de elegantste eindspelstudies die ik ken. Het begin is gemakkelijk: 1. b5-b6! want na 1. h4 axb5 promoveren beide partijen tegelijkertijd. 1. ... Ka7-b8! een fraaie list, want nu kan zwart wegens pat toch promoveren. Kijk maar: 2. h2-h4 a6-a5 3. h4-h5 a5-a4 4. h5-h6 a4-a3 5. h6-h7 a3-a2 6. h7-h8D a2-a1D en wit kan zwarts dame niet slaan wegens pat. Tot zo ver was de oplossing vorige week al voorgezegd. Wit kan nu op slechts één manier winnen, namelijk met 7. Dh8-g8! (en niet 7. Df8 Da3! 8. De8 Dd6+ remise of 7. De8 Dg7! remise) 7. ... Da1-a2! 8. Dg8-e8! Da2-a4 9. De8-e5+ Kb8-a8 10. De5-h8!! en nu zwarts koning op a8 staat heeft zwart geen trucjes meer. Hij wordt in enkele zetten mat gezet.

Voor alle informatie over de beoefening van de schaaksport in Boxtel kunt u terecht op dubbelschaak.nl.