vrijdag 27 juli 2007

De schaakspeelster

Door Huub van Dongen

Bertina Henrichs klinkt erg Nederlands. Ik weet verder niets van haar, maar haar La Joueuse d’Échecs is vertaald door een zekere Truus Boot. De Nederlandse titel is De Schaakspeelster. Ik moet u eerlijk zeggen dat de combinatie schrijfster, vertaalster en vrouwelijke hoofdpersoon bij mij weinig vertrouwen wekt als het over schaken moet gaan, want ik kan me moeilijk aan het vooroordeel onttrekken dat vrouwen niets van ons spel begrijpen, maar gelukkig is de novelle de zoveelste falsificatie van die warhoofdige natuurwet.

De Schaakspeelster speelt op Naxos, één van de mooiste Cycladen-eilanden. Hoofdpersoon Eleni is 42 jaar oud, is getrouwd, heeft twee kinderen en werkt als kamermeisje in een hotel in Chora. Ze leeft in een heel klein geordend wereldje. Behalve de tv bieden alleen de hotelgasten een venster op de wereld buiten het eiland.

Op zekere dag treft ze in de hotelkamer van een chique Frans echtpaar een schaakspel aan. Er staat nog een stelling op het bord, die door de schrijfster ten onrechte een ‘afgebroken partij’ wordt genoemd; dat is een vakterm die in dit stadium van het verhaal absoluut niet past. Eleni stoot per ongeluk een pion om en weet niet meer waar ze die terug moet zetten. Dat is het begin van een onstuimige fascinatie voor het schaakspel. Nu ze het spel eenmaal heeft gezien, wil ze niets liever dan het leren spelen, een beetje zoals Tim Krabbé, die, toen hij als kind twee jongens zag zitten schaken, dacht dat hij zijn leven lang niets anders meer zou willen doen. Voor een jongen uit intellectuele kringen is zo’n lot gemakkelijker te dragen dan voor een eilandbewoonster van middelbare leeftijd. Haar leven bestaat uit de sleur van alle dag, versterkt door tradities en het heilige moeten van sociale verplichtingen. Ze leeft zoals het hoort en zelfs iets onschuldigs als het kopen van een schaakspel en het leren van de spelregels is een ongehoorde breuk met de norm. Dat ze toch doorzet is een avontuur. Het verhaal krijgt hierdoor een sprookjesachtige charme. Dat zulke kleinigheidjes zo grote problemen kunnen oproepen die met zoveel moeite moeten worden overwonnen, is heel lief beschreven. Het schaken wordt daardoor een symbool voor de zucht naar vrijheid van denken en doen. Uiteraard mag iedereen denken wat hij wil en alles doen wat een ander niet benadeelt, maar kom daar maar eens om in onze bekrompen wereld.

Bertina Henrichs heeft een prachtige ode aan de menselijke geest geschreven. Het is voor schakers heerlijk om de fascinatie en verslaving aan het spel zo liefdevol beschreven te zien. Het is alleen jammer dat de schrijfster (of de vertaalster, want ik sluit niet uit dat die laatste er soms flink naast grijpt) naar mate Eleni in het schaakspel vordert, door wanbegrip dor de mand valt. Een partij eindigt in pat als er duidelijk remise moet staan, wat me een zuivere vertaalfout lijkt. Er worden spelstrategieën aan bepaalde openingssystemen toegewezen die kant nog wal raken. Voorts wordt er een ‘amateurtoernooi’ gespeeld, terwijl schaken nu juist de enige sport is waar nooit of te nimmer onderscheid tussen amateurs en professionals is gemaakt. Bovendien wordt dat toernooi klaarblijkelijk volgens de knockoutformule gespeeld, net zoals een tennistoernooi. Met zulke fratsen is wel ooit geëxperimenteerd, maar dat soort toernooien is uiterst zeldzaam en ze hebben noodzakelijkerwijs ingewikkelde reglementen; er moeten bijvoorbeeld altijd twee partijen tegen dezelfde tegenstander gespeeld worden, één met wit en één met zwart, en bij 1-1 dient een barrage te volgen met snelschaakpotjes of iets dergelijks. Maar daarvan is in het boek natuurlijk geen sprake.

Ik vind het altijd erg leuk om een boek af te kraken. Het geeft voldoening als een ander er ook niets van kan en mopperen is bovendien soms zo lollig. De kritiek op De Schaakspeelster blijft echter steken in schakersgekniesoor. Het klopt niet overal met de schakerswerkelijkheid, maar het verhaal is een prachtig sprookje, het boek een meesterwerkje. En als u nog met vakantie gaat, moet u het beslist meenemen. Ideaal voor een zonnige middag op het strand of een verregende middag in de pub.


Opgave 181 is de laatste in een serie van vier. Alle stukken zijn weer één veld naar boven geschoven. Opnieuw neemt wit één zet terug en geeft dan mat.



De oplossing van opgave 180 was weer heel ingenieus. Wit neemt 1. b5x pion c5 en passant terug en speelt vervolgens 1. d6-d7 mat.

Dit is een uitgebreide versie van de column die op 26 juli 2007 in Brabants Centrum verscheen. Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' als u tenminste zelf geen blogger bent.

maandag 23 juli 2007

Lucifer

Door Huub van Dongen

Vorige week raadde ik u aan voor de vakantie een sleutelboek te lezen dat zelf alle sloten al ontsloot. Deze week wil ik het geheimzinniger houden. Wat u beslist moet lezen deze zomer is Connie Palmen’s Lucifer, een roman waarin bijna alle personages gebaseerd zijn op de kunstenaars op leeftijd die al sinds jaar en dag het grachtengordelcircuit domineren. Who’s who? That’s the question! Ik zou u willen uitnodigen uw bevindingen te delen in de commentaren op het weblog waarin deze rubriek verschijnt.

Voor de hoofdpersoon van het boek, de componist Lucas Loos, heeft Peter Schat model gestaan. Schat’s vrouw, de actrice Marina Schapers (Clara in het boek), is in 1981 onder nooit opgehelderde omstandigheden op een Grieks eiland in een ravijn gevallen. Connie Palmen speelt rond dit gegeven met fictie en werkelijkheid en creëert zo een smakelijke parodie op een thriller. Maar wat het boek vooral hilarisch maakt, is de manier waarop het kunstenaarswereldje rond de hoofdpersonen is geportretteerd. Heel intellectueel en artistiek Nederland wordt neergesabeld. De twee meest cartooneske rollen maken het zelfs opportuun een schaakrubriek aan Lucifer te wijden: Aaron Keller, een klein mannetje met een pijp, en Otto Griffioen, een grote dikke beer met veel praatjes, zijn duidelijk geportretteerd naar Harry Mulisch en Hein Donner.

Zelden zijn in een boek twee gerenommeerde persoonlijkheden zo afgezeken als Donner en Mulisch. Ze worden niet alleen afgebeeld als Sherlock Holmes en Watson, maar worden zelfs “de intellectuele Laurel en Hardy” genoemd. Otto/Donner wordt pas halverwege het boek geïntroduceerd. Zijn rol is klein, maar even brutaal en gedurfd als die van Connie Palmen als schrijfster van het boek. Nadat het nieuws van Clara’s val in Amsterdam als een lopend vuurtje is rondgegaan, verzamelt de beau monde zich in kunstenaarssociëteit De Kring. Iedereen is onder de indruk en heeft het beklemmende gevoel dat er iets niet pluis is. Was het een ongeluk? Maakte Clara een einde aan haar leven? Of heeft Lucas Loos, die continu openlijk heftige en choquerende ruzies uitvocht met z’n vrouw, het toeval een handje geholpen. Iedereen denkt het, maar niemand durft voor zichzelf dergelijke vermoedens toe te geven, laat staan er over te praten. En dan dendert Otto/Donner binnen, luid trompetterend: “Crime passionel, we krijgen die calvinistische vlegel wel vrij!”

Opgave 180 is een vervolg op de opgaves van de afgelopen twee weken. Opnieuw zijn alle stukken een veld naar boven geplaatst en weer luidt de opdracht: wit neemt één zet terug en geeft vervolgens mat.


In de stelling van opgave 179 neemt wit 1. b4x pion c5 terug en speelt ‘statt dessen’ 1. d5xc6 en passant mat!

Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' als u tenminste zelf geen blogger bent.
Carl Haffner

Door Huub van Dongen

Nog een leuk boek nodig voor op vakantie? In 2000 kwam Thomas Glavinic’s Carl Haffners liefde voor remise uit. Misschien vindt u het in de bibliotheek of in een antiquariaat en heel misschien kan de boekhandel het nog voor u bestellen. Talloze grote namen uit het verre verleden bevolken het boek en alle schaakgebeurtenissen die worden beschreven zijn volkomen waarheidsgetrouw. De enige naam die niet rechtstreeks uit de schaakliteratuur komt, is van hoofdpersoon Carl Haffner, maar de kenner begrijpt al gauw dat Carl Schlechter voor Haffner model stond. Het boek beaamt dat ook in een noot helemaal achterin.

Carl Schlechter speelde in 1910 een match over tien partijen tegen de legendarische wereldkampioen Emanuel Lasker. Schlechter bracht het tot 5-5, op zich al een unieke prestatie, want Lasker had al z’n tegenstanders tot dan toe vernietigend verslagen. De match kreeg echter mythische proporties doordat Lasker pas in de laatste partij de score gelijktrok, terwijl alle commentatoren beweerden dat hij die partij alleen won omdat Schlechter volkomen ten onrechte remise uit de weg ging.

Glavinic noemt Schlechter in dit boek Haffner om een romanfiguur van hem te maken. Nu kan hij zijn gedachten beschrijven, z’n drijfveren en z’n achtergronden, die natuurlijk voor een groot deel op fantasie berusten. Dankzij die literaire truc, kan hij psychologisch verklaren waarom Schlechter in de laatste matchpartij tegen Lasker onvoorwaardelijk wilde winnen, terwijl hij zijn hele leven lang alleen zijn best had gedaan alles remise te maken. Zo lost Glavinic het raadsel op dat al sinds 1910 de schaakwereld bezighield.

Opmerkelijk genoeg geeft Gari Kasparov in My Great Predecessors 1 een totaal andere verklaring. Volgens Kasparov speelde lasker de partij in de stijl van het ‘modern dynamism’ dat pas onder invloed van Kasparov zelf gemeengoed werd in het grootmeestersgilde. Lasker nam grote risico’s in de partij, maar hij hield de controle. In de onevenwichtige stelling die zo ontstond, moest Schlechter de weg wel kwijtraken. Een duidelijke remise had hij nergens.

Glavinic’s verklaring is voor de literatuurliefhebber een stuk aantrekkelijker. Maar de echte schaakliefhebbers verwijs ik toch liever naar Kasparov. Zijn uitleg bij de partij onthult de ware schaakkunst.

Opgave 179 is een vervolg op de opgave van vorige week. Alle stukken zijn een veld naar boven geplaatst. Opnieuw is de opgave: wit neemt één zet terug en geeft vervolgens mat.


De oplossing van opgave 178: wit neemt 1. c2-c4 terug en geeft met 1. d4-d5 mat.

Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' als u tenminste zelf geen blogger bent.
Matten

Door Huub van Dongen

Sinds enkele weken is het tweede nummer van het literaire schaaktijdschrift Matten uit. Voor liefhebbers van mooie, goed geschreven schaakverhalen, is het blad een must. Heerlijk om mee op vakantie te nemen. Het eerste nummer, dat in januari verscheen, beleefde al snel een tweede druk. Terecht, want er stonden heel wat wetenswaardigheden in. Het tweede nummer is minstens zo veelbelovend.

Matten 2 opent met een reportage over Magnus Carlsen, het Noorse wonderkind dat op 16-jarige leeftijd al tot de wereldtop gerekend kan worden. Jan Timman schreef een meeslepend verhaal over oudwereldkampioen Michael Tal, die, ondanks een fragiele gezondheid, een leven geleid moet hebben gewijd aan alle hedonistische genoegens die een mens kan bedenken. Er staan herinneringen in het blad van Larry Evans aan Bobby Fischer, van Alexander Münninghoff aan een reis naar Bakoe om de jonge Gari Kasparov te interviewen. Maar het mooiste verhaal is toch de ontboezeming van Karel van der Weide.

Onder de titel “I’m your man” beschrijft Van der Weide een romance tussen een schaakster en een vrijbuitende tweederangs grootmeester die van toernooi naar toernooi reist. Al voor hij haar voor het eerst ontmoette, had hij al van de toernooiorganisator gehoord hoe mooi ze was. Toen ze bij de opening binnenkwam, schrijdend als een model op de catwalk, viel hem meteen op dat ze geen ring droeg. Hij sprak haar aan, het klikte en dat was het begin van een relatie die her en der op de wereld, bij verschillende schaaktoernooien, een vervolg kreeg.

Karel van der Weide doet er alles aan om de indruk te wekken dat hij zelf de ik-figuur is. Als het op een gegeven moment echt iets wordt, schrijft hij zelfs: “Het toernooi van Sevilla speelde ik in een roes (hij won het toernooi met 7 ½ uit 9 voor onder meer Campora, Spraggett en Epishin, een van zijn beste prestaties ooi – red.).” Dat klopt, maar ik geloof er niets van dat de opmerking door de redactie is toegevoegd. Want ondanks naarstig zoeken in al Van der Weides toernooiresultaten, kom ik de beschreven schaakster niet op het spoor. Ze is een construct, net als Van der Weides verhaal. Heel fraai, heel geloofwaardig. Ware kunst.


Opgave 178 is een soort schaken op vakantie. De opdracht is als volgt: wit neemt één zet terug en geeft vervolgens mat in één.


In Peng-Otten, opgave 177, speelde wit hier 1. Tc1xc8 Dd7xc8 2. Ta1-c1 Dc8-g4 3. h2-h3 Dg4-g6 4. Lb6xd8 Le7xd8 5. Tc1-c8 Dg6-f6 6. De3-g5! en wit won materiaal.

Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' als u tenminste zelf geen blogger bent.