Door Huub van Dongen
Bertina Henrichs klinkt erg Nederlands. Ik weet verder niets van haar, maar haar La Joueuse d’Échecs is vertaald door een zekere Truus Boot. De Nederlandse titel is De Schaakspeelster. Ik moet u eerlijk zeggen dat de combinatie schrijfster, vertaalster en vrouwelijke hoofdpersoon bij mij weinig vertrouwen wekt als het over schaken moet gaan, want ik kan me moeilijk aan het vooroordeel onttrekken dat vrouwen niets van ons spel begrijpen, maar gelukkig is de novelle de zoveelste falsificatie van die warhoofdige natuurwet.
De Schaakspeelster speelt op Naxos, één van de mooiste Cycladen-eilanden. Hoofdpersoon Eleni is 42 jaar oud, is getrouwd, heeft twee kinderen en werkt als kamermeisje in een hotel in Chora. Ze leeft in een heel klein geordend wereldje. Behalve de tv bieden alleen de hotelgasten een venster op de wereld buiten het eiland.
Op zekere dag treft ze in de hotelkamer van een chique Frans echtpaar een schaakspel aan. Er staat nog een stelling op het bord, die door de schrijfster ten onrechte een ‘afgebroken partij’ wordt genoemd; dat is een vakterm die in dit stadium van het verhaal absoluut niet past. Eleni stoot per ongeluk een pion om en weet niet meer waar ze die terug moet zetten. Dat is het begin van een onstuimige fascinatie voor het schaakspel. Nu ze het spel eenmaal heeft gezien, wil ze niets liever dan het leren spelen, een beetje zoals Tim Krabbé, die, toen hij als kind twee jongens zag zitten schaken, dacht dat hij zijn leven lang niets anders meer zou willen doen. Voor een jongen uit intellectuele kringen is zo’n lot gemakkelijker te dragen dan voor een eilandbewoonster van middelbare leeftijd. Haar leven bestaat uit de sleur van alle dag, versterkt door tradities en het heilige moeten van sociale verplichtingen. Ze leeft zoals het hoort en zelfs iets onschuldigs als het kopen van een schaakspel en het leren van de spelregels is een ongehoorde breuk met de norm. Dat ze toch doorzet is een avontuur. Het verhaal krijgt hierdoor een sprookjesachtige charme. Dat zulke kleinigheidjes zo grote problemen kunnen oproepen die met zoveel moeite moeten worden overwonnen, is heel lief beschreven. Het schaken wordt daardoor een symbool voor de zucht naar vrijheid van denken en doen. Uiteraard mag iedereen denken wat hij wil en alles doen wat een ander niet benadeelt, maar kom daar maar eens om in onze bekrompen wereld.
Bertina Henrichs heeft een prachtige ode aan de menselijke geest geschreven. Het is voor schakers heerlijk om de fascinatie en verslaving aan het spel zo liefdevol beschreven te zien. Het is alleen jammer dat de schrijfster (of de vertaalster, want ik sluit niet uit dat die laatste er soms flink naast grijpt) naar mate Eleni in het schaakspel vordert, door wanbegrip dor de mand valt. Een partij eindigt in pat als er duidelijk remise moet staan, wat me een zuivere vertaalfout lijkt. Er worden spelstrategieën aan bepaalde openingssystemen toegewezen die kant nog wal raken. Voorts wordt er een ‘amateurtoernooi’ gespeeld, terwijl schaken nu juist de enige sport is waar nooit of te nimmer onderscheid tussen amateurs en professionals is gemaakt. Bovendien wordt dat toernooi klaarblijkelijk volgens de knockoutformule gespeeld, net zoals een tennistoernooi. Met zulke fratsen is wel ooit geëxperimenteerd, maar dat soort toernooien is uiterst zeldzaam en ze hebben noodzakelijkerwijs ingewikkelde reglementen; er moeten bijvoorbeeld altijd twee partijen tegen dezelfde tegenstander gespeeld worden, één met wit en één met zwart, en bij 1-1 dient een barrage te volgen met snelschaakpotjes of iets dergelijks. Maar daarvan is in het boek natuurlijk geen sprake.
Ik vind het altijd erg leuk om een boek af te kraken. Het geeft voldoening als een ander er ook niets van kan en mopperen is bovendien soms zo lollig. De kritiek op De Schaakspeelster blijft echter steken in schakersgekniesoor. Het klopt niet overal met de schakerswerkelijkheid, maar het verhaal is een prachtig sprookje, het boek een meesterwerkje. En als u nog met vakantie gaat, moet u het beslist meenemen. Ideaal voor een zonnige middag op het strand of een verregende middag in de pub.
Opgave 181 is de laatste in een serie van vier. Alle stukken zijn weer één veld naar boven geschoven. Opnieuw neemt wit één zet terug en geeft dan mat.
De oplossing van opgave 180 was weer heel ingenieus. Wit neemt 1. b5x pion c5 en passant terug en speelt vervolgens 1. d6-d7 mat.
Dit is een uitgebreide versie van de column die op 26 juli 2007 in Brabants Centrum verscheen. Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' als u tenminste zelf geen blogger bent.
1 opmerking:
Vooral bij raadsels in series is het altijd oppassen. De oplossingen van de eerdere raadsels beïnvloeden je manier van denken bij het laatste probleem.
Een voorbeeld van zo’n serie:
1. Neem een gelijkzijdig trapezium, dus als je er verhoudingen bij zou zetten met bovenzijde, linker- en rechterzijde 1 en onderzijde 2. Die vorm is heel gemakkelijk in drieën te verdelen, namelijk in drie gelijkzijdige driehoeken. Maar de opgave luidt: verdeel het in vier precies gelijke delen.
2. Zelfde opgave, maar nu bij een L-vormig vlak dat uit drie vierkanten bestaat. Verdeel het in vier precies gelijke delen.
3. En tenslotte een vierkant: verdeel het in vijf precies gelijke delen.
Ik zou er plaatjes bijzetten als dat gemakkelijk zou lukken. Maar intellectuelen van jouw niveau moeten het maar blind kunnen oplossen.
De tip van de week: laat je niet beïnvloeden door de oplossingen van de vorige drie problemen in de serie. Je kunt de aangevallen toren op a7 niet ontlasten door een slagzet terug te nemen.
Een reactie posten