donderdag 6 september 2007

AUW

Door Huub van Dongen

Het schaakspel is gruwelijk hard. Wie verliest, doet het zichzelf aan en kan hooguit smoesjes verzinnen. Maar als de partijschaker zich al vaak moet vermannen, voor de probleemcomponist is de lijdensweg nog ondraaglijker. Dat illustreert het levensverhaal van de Franse componist Pierre Drumare.

Om zijn lot te begrijpen, moet u eerst kennisnemen van de AUW, ofwel de Allumwandlung. U weet dat een pion die de overkant bereikt, kan promoveren naar dame, toren, loper of paard. Het komt zelden voor dat promotie naar een ander stuk dan de dame de voorkeur verdient. De Allumwandlung is een stelling waarin in een geforceerd mat vier varianten ontstaan, gebaseerd op de vier promoties van de pion. Het kostte de schaakgeschiedenis vele eeuwen voordat iemand zo’n kunststukje flikte. En toen kreeg de Amerikaanse componist J.N. Babson (1852-1929) een nog vermeteler idee: zou het niet mogelijk zijn een echo-AUW te componeren, een schaakprobleem waarin zwarts vier mogelijke verdedigingen bestaan uit de vier pionpromoties, die wit ontkracht door iedere promotie op zijn beurt met zo’n zelfde promotie te beantwoorden.

Pierre Drumare wijdde er praktisch zijn hele leven aan, maar slaagde niet. In vakbladen publiceerde hij jarenlange feuilletons onder de titel “Search for the Impossible”, die culmineerden in zinnen als “During 22 years, my brain has been poisoned by this task … which has all but driven me crazy.”

Maar het wordt nog erger. In 1983 publiceerde de tot op dat moment volkomen onbekende componist Leonid Jarosj uit Kazan, de hoofdstad van Tatarstan onderstaande vierzet. Het bleek de eerste te zijn in een serie elegante Babson-problemen. Drumare mocht het nog meemaken en schreef in een persoonlijke brief aan Jarosj: “Your problem will be admired in the future, like we admire the masterpieces of our ancestors in the museums and cathedrals.” Over de queeste van Drumare schreef Tim Krabbé in 1986 het meeslepende boekje De Man die de Babson Task wilde maken. Het is vast nog wel antiquarisch verkrijgbaar!


De eerste authentieke Babson: wit geeft mat in vier.


In deze stelling van Ernests Gize geeft wit mat in drie beginnend met 1. Da6-c8. Er dreigt eenvoudig 2. Dxd7 en 3. Dd4 mat. De pickaninny-pion op d7 kan op vier manieren verdedigen tegen die overval, maar dan grijpt de albino op d2 in: 1. … dxc6 2. dxc3 bxc3 3. Lxc3 mat; 1. … dxe6 2. dxe3 bxa5 3. Dxe6 mat; 1. … d6 2. d3 d5 3. Pe4 mat; 1. … d5 2. d4+ Kd6 3. Dd7 mat.

Onder 'comments' kunt opmerkingen kwijt en natuurlijk de oplossing van de opgave van de week. U vindt er ook een tip. Gewoon inloggen als 'anonimous' of 'other' als u tenminste zelf geen blogger bent.

1 opmerking:

Huub van Dongen zei

Tip van de week: dit soort problemen is bijna niet op te lossen voor de leek. De column zelf legt al uit dat het om een wederzijdse Allumwandlung gaat.

Onderpromotie tot toren of loper is alleen maar te motiveren door pat. De verdediger doet bewust afstand van de mogelijkheid van een dame om zich diagonaal dan wel recht voort te bewegen om zo pat in de stelling te brengen. De aanvaller doet hetzelfde om pat te vermijden.

De paard-variant moet natuurlijk gewoon gemotiveerd worden door de afwijkende loop van de paarden.

Deze eerste Jarosj-Babson heeft helaas een lelijke sleutelzet die ik zelfs wel wil verraden: 1. Th8xh4. Zo'n slagzet die zwart bovendien een heleboel mogelijkheden ontneemt, wordt in de schaakcompositie in het algemeen afgewezen en is hier alleen acceptabel omdat het om zo'n bijzondere contructie als een Babson gaat. In latere Babson-composities is Jarosj er wel in geslaagd een mooie sleutelzet als inleiding te gebruiken.