donderdag 13 augustus 2009

Les 6: Schaak en schaak opheffen

In de vorige les zagen we dat een schaakstuk dat aangevallen staat, gedekt kan worden. Als een gedekt stuk geslagen wordt, pak je gewoon terug. Zo kun je stukken ruilen, maar niet alle stukken op het schaakbord zijn even sterk. Een toren kan snel alle velden op het bord bereiken. Een loper mag alleen op de kleur van de velden spelen waar hij begon. En een paard kan weliswaar springen en overal komen, maar het is wel behoorlijk traag. Het is dus zaak geen toren voor een loper of paard te ruilen.

Als hulpmiddel om de ruilwaarde van de stukken te onthouden, gebruiken de meeste schakers de zogenaamde Schaal van Euwe, genoemd naar de Nederlander Max Euwe die van 1932 tot 1935 wereldkampioen was en talloze leerboeken over het schaakspel publiceerde:
Dame 9
Toren 5
Loper 3
Paard 3
Pion 1

De tabel zegt dat een paard en loper allebei ongeveer drie pionnen waard zijn en een toren vijf. Het sterkste stuk is een dame, maar je kunt haar verlies bijvoorbeeld wel compenseren met een toren, een loper en een pion. Let er echter op dat de tabel slechts een gemiddelde aangeeft. ‘Ceteris paribus’ zegt Euwe plechtig in zijn vele boeken, dus ‘onder overigens gelijke omstandigheden’, zijn paard en loper even sterk. Maar het hangt er natuurlijk helemaal vanaf waar de stukken op het bord staan en wat je ermee kunt doen. Een pion die bijna de overkant heeft bereikt, is veel meer waard dan één punt. En een paard in het midden van het bord is veel sterker dan een paard in de hoek. Tel maar na naar hoeveel velden het kan springen.

Opvallende afwezige in de Schaal van Euwe is de koning. De koning mag je niet ruilen. Staat de koning aangevallen – in jargon zeggen we dan “De koning staat schaak” – dan móet je dat schaak opheffen. Dekken valt als verdedigingsmogelijkheid af. Er zijn drie opties:
het aanvallende stuk slaan,
vluchten
of de aanvalslijn onderbreken door er iets tussen te zetten.

Pak er even bord en stukken bij en speel: 1. d2-d4 e7-e6 2. e2-e4 en nu 2. … Lf8-b4+. Het plusteken achter de zet betekent dat wit nu schaak staat. Wat kan wit doen? De loper slaan is onmogelijk, dus die optie valt af. Wit kan natuurlijk 3. Ke1-e2 spelen, maar u zult snel genoeg leren dat u de koning beter thuis kunt laten. U moet de aanval dus onderbreken door een stuk tussen de loper en de koning te plaatsen. Gelukkig is er volop keuze. 3. Dd1-d2 komt niet in aanmerking, want dan slaat zwart met zijn loper uw dame en dat kost u maar liefst zes punten op de Schaal van Euwe. 3. Lc1-d2 of Pb1-d2 of Pb1-c3 zijn wel goede zetten. U brengt een stuk in het spel en u hoeft niet bang te zijn dat het geslagen wordt, want dan pakt u gewoon terug en is er een eerlijke ruil tot stand gekomen. Nog beter is echter 3. c2-c3. Uw pion dreigt dan de loper te slaan en die kan maar beter vluchten, want anders komt u materieel in het voordeel. Bovendien heeft u nu een stevig pionnenfront gevormd dat de stukken van de tegenpartij op een afstand houdt en u volop bewegingsvrijheid biedt.

Veel huisschakers denken dat het verplicht is “Schaak!’ te zeggen als ze de vijandelijke koning aanvallen. Dat is beslist niet het geval. Sterker nog: in het wedstrijdschaak mag dat helemaal niet. Tijdens officiële partijen mag je helemaal niets tegen de tegenstander zeggen, behalve als je remise wilt aanbieden of de partij wilt opgeven. Hoe dat gaat, daar komen we later nog wel op terug. Maar in het gewone clubschaak is er natuurlijk nog een optie: u kunt altijd uw tegenstander iets te drinken aanbieden.

Op dinsdag 25 augustus is Grand Café Rembrandt, het thuislokaal van Schaakvereniging Dubbelschaak, weer open. U bent van harte welkom om een vrij partijtje te komen schaken. Intussen kunt u nog even oefenen tegen drie computerprogramma’s op dubbelschaak.nl.

Geen opmerkingen: